De Belgische districtenindeling volgens De Langhe (1978) Binnen het district doen zich grote verschillen voor. Som mige -soorten vindt men alleen langs de Maas of de Bijn. Andere zijn beperkt tot het gehele oostelijke deel van het rivierengebied. Ook de Zuidhollandse en Zeeuwse eilanden hebben een geheel eigen aspect. Dit wordt bepaald door het voorkomen resp. ontbreken van diverse soorten (vgl, Tabel i). Kenmerkend is ook het voorkomen van vele zout-en schorre- planten. Deze ontbreken elders in het Fluviatiel district. Anderzijds komen in Zuidwest-Nederland vele elders algemene, maar zoutgevoelige soorten niet of nauwelijks voor. - Vlaams district; Vrij klein district, dat globaal omgrensd wordt door de lijn Brugge-Antwerpen-Leuven-Ieper-Brugge. De bodem bestaat grotendeels uit al dan niet leemhoudend zand. Dit zand is kalkarm en is in het Pleistoceen als dek- zand afgezet. In botanisch opzicht wordt dit district geken merkt door de aanwezigheid van soorten van kalk-en voedsel- arme zandgrond. Het vertoont grote overeenkomst met het Kem pens, Gelders en Drents district. Oorspronkelijk kwamen in het Vlaams district uitgestrekte heidevelden en vochtige voedselarme moerassen voor. Deze zijn echter veel eerder dan in de Kempen ontgonnen. Tabel I geeft een overzicht van een aantal soorten, die kenmerkenu zijn voor de diluviale zand- 168

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1980 | | pagina 10