DAGELIJKSE MEEUWENTREK OP DE WESTERSCHELDE Op 17 december lagen we voor anker tus sen Doel en Zandvliet. Het was een dag als alle andere: Zilver- en Mantelmeeuw zijn in deze tijd van het jaar zeer tal rijk en ook de Stormmeeuw is een veel geziene gast. Nagenoeg de hele dag hield ik me bezig met er naar te kijken. Het werd 16.00 uur en er begon een wa re race: duizenden en nog eens duizen den Kokmeeuwen vlogen vlak boven het oppervlak in de richting Saeftinghe en Bath. Dit schouwspel duurde anderhalf uur en pas toen het donker was hield het op. De uittocht leek afgelopen. Het moet dan wel zo geweest zijn, dat heel België langs deze weg leegstroomde. Misschien vanuit Antwerpen, Mechelen en alle andere vuilnisbelten. Ik had dit soort trek wel al eens eerder gezien, maar nooit in die aantallen. Ook de Zil vermeeuw doet dit, maar die vliegt steeds hoger dan de Kokmeeuw. De vraag kwam na tuurlijk bij me op: waar blijft zo'n massa vogels? Op 18 december varen we Doel uit om, de nachtploeg te verzorgen. We varen nlop een personeelsboot om de mensen op de baggerschepen te zetten. Ik mocht voor die nacht mijn ankerplaats zelf kiezen. En daarom ging ik voor anker in het Schaar van de Noord tussen de Radartoren en het Hondegat. Het was om 22.00 uur laag water. De radar wees nauwkeurig de boeien aan in de pikdonkere nacht want die zijn daar niet verlicht. Ter plaatse gekomen had ik op de radar een gewoon beeld. Ik gaf order het anker te laten vallen, hetgeen altijd gepaard gaat met een hels lawaai. Ik sloeg nogeens achteruit voor een ankertest en zette de machine stil. Deze stil te werd onderbroken door het geroep van duizenden vogels. Ook wilde ik de radar uitschakelen, maar wat schrok ik: langs de zandplaten van Saeftinghe zag ik een ware muur van echo, van plm 1500 meter lang en 100 meter hoog, op het scherm. Met de zeer sterke schijnwerper ontdekte ik de massa's Kokmeeuwen. Het leek in het donker of we een witgekalkte muur belichten. En meteen was het raadsel van de dagelijkse trek opgelost; maar dat het om zulke hoeveelheden vogels ging wist ik niet. R.Bleyenberg. 182

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1980 | | pagina 24