TERUGBLIK
DOLFIJNWERVEL UIT DE WESTERSCHELDE
Eind oktober 1978 kreeg B.Grootjans een wervel van een zoogdier,
aangetroffen in Het Pas van Terneuzen,
Van het Rijksmuseum van Natuurlijke Historie te Leiden kregen we
onderstaande determinatie en verdere gegevens,,
De door U opgestuurde wervel uit de Schelde is afkomstig van een
walvis, en wel van een spitssnuitdolfijn, Mesoplodon sp. Alleen
deze soorten hebben zulke lange en van boven afgêplatte wervels;
het betreft hier één der achterste borstwervels. Uit welke peri
ode deze wervel stamt kan ik bij benadering niet zeggen; U zoudt
zich daarvoor kunnen wenden tot het Rijksmuseum van Geologie en
Mineralogie, Hooglandse Kerkgracht, Leiden.
Het is uiteraard niet met zekerheid te zeggen van welke soort
van het geslacht Mesoplodon de wervel afkomstig is. De enige
echt inheemse soort is Mesoplodon bidens, tot nog toe van 11
strandingen op onze kust bekend. Ook is er 1 stranding bekend van
M.grayi, een tropische soort, die wel zeer ver was afgedwaald en
eigenlijk niet als inheems kan worden beschouwd. Mesoplodon is een
typisch pelagisch geslacht, d.-w.z. ze mijden kustwateren, en er is
dan ook bijzonier weinig van hun levenswijze bekend. Het zijn tand
walvissen met een stark gereduceerd gebit; M,bidens heeft alleen
maar 2 tandon in de onderkaak; ze zwemmen zeer snel en schijnen van
inktvissen te leven. Het betreft hier dus een interessante vondst,
hoewel er ai eerder Mesoplodon-resten uit de Schelde zijn opgevist.
Dr .C .Sineenk.
Geen nadere determinatie ontvangen.
Afgegeven aan het Streekmuseum van De Vier Ambachten te Hulst
voor de collectie Westeracheldevondsten
DE BROEDINVASIE VAN DE PIJLSTAART IN 1957 IN EEN ANDER PERSPECTIEE.
In de Avifauna van oostelijk Zeeuws-Vlaande-
ren (SPONSELEE BUISE, 1975) publiceerden
we indertijd een lijstje van broedgevallen
van de Pijlstaart, alle uit 1957-
Nu kregen we onlangs de beschikking over al
le veldwaarnemingen uit ons gewest van de
heren G.Huyskens, J.Maebe, H.v.d.Vloet en
H.Voet (HMVV) uit België: Een ware schat aan
gegevens uit de periode 1948-63 en merendeels ongepubliceerd.
Met betekking tot een aantal soorten werden dusdanige aanvullingen
verkregen dat het beeld dat wij er tot dus ver over hebben belang
rijk gewijzigd wordt. Eén van die soorten is de Pijlstaart.
Inplaats van dat het een explosie is geweest, die alleen op 1957
betrekking had, is er een soort afbouw geweest over een periode van
een vijftal jaren, alvorens ze verdween.
Met name in "Het Verdronken Land van Saeftinghe" hebben ze nog ge
ruime tijd na het invasie jaar 1957 stand gehouden.
1 83