ONZE WINTERGASTEN "Verschillende leden, vooral jeugd leden vroegen me"Waarom bespreek je niet eens een paar vogels, soor ten die typisch zijn voor een be paald seizoen?" Hierbij dan de eer ste bijdrage. Wie zich geroepen voelt ook eens iets te schrijven, zend zijn bijdrage in bij de redac tie Nu we nog in de wintermaanden zit ten, lijkt het me het beste eens n paar typische wintergasten onder de lijsterachtigen te bespreken. We nemen Koperwiek en Kramsvogel omdat die vaak in onze tuinen ko men en dus gemakkelijk te bestude ren zijn. Het is misschien bekend dat ik vooral te werk ga op het ge luid van de vogels. De Koperwiek is wat dat betreft al di rect een soort die de aandacht trekt en vaak 's avonds en 's nachts: overvliegende vogels laten een duidelijk en op vallend uuuft-tjik horen. Ook overdag al ze van de ene boom naar de andere vliegen kun je ze daaraan herkennen. Daaraan is zelfs vast te stellen dat ze bijvoorbeeld in een boom gaard aanwezig zijn, terwijl ze toch niet te zien zijn. In onze tuinen zijn ze dikwijls in de Vuurdoorns aan te treffen en duidelijk zijn dan de oogstrepen te zien: bijna twee, platliggende, halve maantjes onder en boven het oog. De sna vel is tegen de kop aan geel maar vanaf halverweg naar de punt wordt hij beenkleurig. De borst is beige met donkere verticale strepen van ca 1y cm lang; bij de Zanglijster zijn deze strepen dikker en min of meer T-vormig. Als in het veld noch geluid noch oogstrepen kunnen worden waargenomen, is de rostbruine ondervleugel - of okselvelkken - een goed ken merk dat op grote afstand is waar te nemen. Hij dankt er z'n naam aan. De lengte is 20 cm, dat is iets kleiner dan de Zanglijster, in wiens gezelschap hij vaak gezien wordt. De zang is een enkele maal in het voorjaar wel eens te horen. Een andere soort die vaak in gezelschap van de twee voor noemde soorten te vinden is, is de Kramsvogel. Hij is echter groter, toont ook veel dikker en wipt meer met de staart. Behalve dat is ook zijn roep een goed kenmerk: djek-djek. Als de vogels opvliegen is duidelijk een grijs-blauwe stuit te zien, donkerbruine vleugels en staart, blauwige kop. lichtbruine borst en bijna witte onderbuik. De snavel is geel met een zwarte punt; van dichtbij kan men zien dat hij een lichte wenkbrauwstreep heeft. Opvallend is ook de agres siviteit tegen andere soorten, vooral op de voerplaats. 1 0

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1981 | | pagina 12