NAJAARSTREK VAN DE VINK
Gedurende een week in 1978 werd da
gelijks een halfuurtje - van 8.00
tot 8.3O uur - de trek van de Vink
waargenomen. Dit gebeurde vanaf het
balkon van ons huis in de Claus
straat te Hulst.
Naast de weersomstandigheden werden
aantallen vogels en de vliegrich
tingen genoteerd. Opvallend was dat
er uit de overtrekkende groepjes al
tijd wel enkele vogels neerstreken in
onze tuin; laat ons zeggen: om uit
te rusten.
Uit deze waarnemingen vallen niet veel conclusie te trekken,
maar ga je ze vergelijken met de in de literatuur genoemde re
sultaten, dan blijkt dat je dezelfde uitkomst krijgt. Je zou kun
nen zeggen, dat het een practicumproef is waarbij de boekenwijs
heid in de natuur getoetst wordt. Je ziet bijvoorbeeld dat niet
alleen de windrichting stimulerend werkt op de trek en even
tueel de trekrichting. Ook andere factoren spelen een rol, zo
als b.v.
1. WINDSNELHEID. We onderscheiden hierbij: windstil (0 m/s);
zwakke wind (0-3 m/s); matige wind (3-8 m/s); vrij krachtige
wind (8-11 m/s); krachtige wind 11 14 m/s); harde wind
(14-17 m/s; stormachtige wind (17-20 m/s; storm (20-24 m/s).
We zien dat er bij zwakke winden uit ZO, Z, ZW en W (de zoge
naamde lage winden") drukke trek is. Vergelijk 4> 8 en 9 Octo
ber. Hierbij valt op, dat er op 10 en 11 oktober weinig trek
is, ook al staat de wind goed. Een mogelijke verklaring kan
gezocht worden in een grotere vlieghoogte,. Daardoor kunnen
- zelfs groté aantallen - vogels gepasseerd zijn zonder dat
ze werden opgemerkt.
Bij zwakke winden uit 0, en NO is er, volgens de literatuur,
zeer sterke trek, omdat dan de Hoofdtrekrichting van de Vink,
nlZW, goed uitvalt: de wind in de poepert.
Windstilte en draaiende winden blijken de trek te "remmen"
De winden uit de NW- en N- hoek, zijn, vooral als ze matig
of sterker zijn, meestal draaiende winden eventueel met
windstoten. Bij de waarnemingen op 5> 6 (en 7) oktober zien
we dat de draaiende winden duidelijk zorgen voor verwarring
onder de Vinken: ze vliegen lager, de grote groepen zijn
uiteengetrokken door de telkens draaiende wind en de trek
richtingen liggen nogal uiteen.
Bij matige winden uit 0 en NO is de trek ongunstiger dan bij
de matige, lage winden (zie hiervoor).
Van de lage winden is dan de W-wind minder stimulerend voor
de trek omdat hierbij vaak windstoten voorkomen (zie 6 okto
ber)
2 O