r
8/10
z
B; krachtige winden uit ZW en Z is er soms toch nog vrij
sterke trek. Het grote aantal laagvliegers dat we dan kunnen
zien, is waarschijnlijk kleiner dan het aantal hoogvliegers
dat onopgemerkt passeert.
Een ander aspectje is dat bij tegenwind de vogels lager vlie
gen en bij wind-mee hoger.
2. BEWOLKING EN FACTOREN die het zicht beïnvloeden, zoals
regen, hagel, mist en sneeuw.
Deze factoren zijn van wezelijk belang voor de juiste oriënta
tie van de vogels en de trekrichting, omdat vinken zich op de
zon oriënteren.
Vaak is te zien dat bij bewolkte lucht, de vinken in de rich
ting van een klein stukje helder blauw vliegen als dat er is
(zie 4 oktober). Ook zien we, dat, als het enkele dagen zwaar
bewolkt is, er minder trek is, die bovendien slecht gericht is.
Maar zwaar bewolkt weer hoeft nog niet in te houden dat er wei
nig gerichte trek is. Dat is er weer van afhankelijk of het de
vorige dag zonnig was. Is dat het geval, dan is er wel veel
trek die bovendien gericht is (zie 9 oktober).
Op zonnige dagen is er meestal veel trek, die veel gerichter
is. Bij zware regenval, hagel, sneeuwval en dichte mist is er
weinig trek die dan bovendien veel minder gericht is.
3. TEMPERATUUR. In het voorjaar wordt de trek gestimuleerd door
hogere temperaturen en in het najaar door lagere.
wind te trek
4/10
wind trek
5/10
wind trek
6/10
wind trek
7/10
w.
Lnd trek
yr wind
trek
Af
9/10
wind trek
10/10
/rwind trek
11/10
N
22