BRAAK6ALLEN We zien Vinken altijd in groepen trekken. Een groep biedt vei ligheid tegen vijanden, de oriëntatie is beter. Het valt op dat de groepen vaak bestaan uit dieren van dezelfde sexe bv. uitsluitend/overwegend S3. Aan de kusten zijn vaak grote aantallen Vinkerf te vinden. Er is sprake van stuwing. De Vinken zijn "bang" om de grote zee over te steken en blijven dan dikwijls nog een eind langs de kust zwerven, om dan tenslotte de grote oversteek te wagen. Ze gaan dan ook veel hoger vliegen. Grote oppervlakten met b.v. veel akkers, worden ook vaak hoger overgetsoken dan stukken met veel bossen en parken, waar ze nog wel eens in willen neerstrijken om te rusten of te overnachten. Het onderzoek naar de vinkentrek wordt nog altijd voortgezet, omdat er nog altijd onduidelijkheden blijven bestaan over het in stinct van de vogels om weg te trekken uit de broedgebieden. Er zijn wetenschappers die zeggen dat de vogeltrek historisch ge groeid is. Ze verklaren het door te zeggen dat de vogels in de Ijstijden moesten vluchten voor de -ijskap die steeds zuidelijker schoof. De vogels zijn in de loop der tijden voor de niet meer aanwezige ijskap blijven vluchten. Hoe het ook zij, ik hoop door dit eenvoudige verhaaltje bijgedragen te hebben aan de belang stelling voor het verschijnsel - trek, dat voor zeer veel mensen nog onopgemerkt voorbij gaat, maar dat desalniettemin bijzonder onze aandacht waard is. Literatuur: Tinbergen, L., 1962. Vogels Onderweg. Thieme, Zutphen. Huub Bun, Clausstraat 11, 4561 JC HULST. Opm. red.: bijdrage ontvangen juni 1980. De heer Persijn analyseerde een aantal braakballen afkomstig uit ons gebied. We hebben van de verzamelde gegevens, die vooral van belang zijn ten aanzien van het menu van de kerkuil en van de ver spreiding van kleine zoogdieren in onze regio, een samenvatting gemaakt Vooral de vondsten van Veldspitsmuis zijn van belang en het is gewenst dat die determinaties nog eens goed bekeken worden en, indien juist, dat veldonderzoek naar deze soort ter plaatse spoedig uitgevoerd wordt. Inmiddels zijn de in totaal 5 schedeltjes van de Veldspitsmuis door L.Persijn opgestuurd naar het Rijksmuseum van Natuurlijke Historie te Leiden. Daar heeft Dr. C.Smeenk het materiaal nauw- 2 3

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1981 | | pagina 25