VANAF EIND APRIL/BEGIN MEI A.S. gaat C.Jacobus- se met een aantal andere enthousiastelingen de flora en vegetatie in de WMZ-bossen en ruime omgeving van Clinge inventariseren. Dit zal gebeuren op vegetatiekundige ba sis Leden, die zich de kennis van de vegeta tie kartering eis-en willen maken, krijgen hier een unieke kans, temeer daar de werkgroep medewerkers uit onze regio bij zonder op prijs stelt. Wie zich geroepen voelt mee te werken en er wat van te leren, schrijve een kaartje aan: C.Jacobusse, Lenshoek- dijk 5, 4431 RK 's Gravenpolder. Hij/zij krijgt tzt bericht waar en wanneer P.S. Het zijn geen excursietjesmaar volle "werk"dagen. WINTERWAARNEMING SNOR Op dinsdag 30 december 1980 bevond ik mij aan de Dries Arendskreek ten behoe ve van de SOVON-tellingen. Daar een Blauwe kiekendief (vr) boven het riet aan het jagen was, besloot ik nog even te blij ven zitten. Na een minuut of vijf werd mijn aandacht getrokken door de zang van een vo gel, welke mij onbekend voorkwam. Ik zocht het riet af om het vogeltje te kunnen zien, en jawel, hij zat aan de top van een riet stengel ongeveer vijf meter bij mij vandaan. De vogel leek veel op een Kleine karekiet, zowel wat betreft grootte als kleur; er was geen wenkbrauwstreep waarneembaar, de boven delen waren ongestreept donkerbruin en de or derdelen waren "vuil" wit. De zang leek veel op die van een Sprinkhaanrietzangermaar duurde maar 2 a 3 seconden; hij werd regelmatig herhaald. Het aantal vogeltjes was zeker twee, maar zeer waarschijnlijk drie. Daar ik deze vogel niet met zekerheid kon determineren, heb ik overleg gepleegd met Marion Kindt en Henk Castelijns en we kwamen tot de conclusie dat dit de Snor moet zijn ge weest De diverse vogelboeken vermelden dat de Snor gemakkelijk te verwarren is met de Kleine Karekiet en de zang lijkt op die van de Sprinkhaanrietzanger maar dan lager en korter. Dit is wel een ongewone tijd om de Snor aan te treffen, daar die soort pas in maart/april terugkeert. Hans Molenaar, Karei Doormanlaan 36, Terneuzen. 42

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1981 | | pagina 12