WINST EN VERLIES
December 1980 is er een weiland gescheurd.
Op zichzelf is dit niets bijzonders. Er wordt' momen
teel zoveel weiland gescheurd om plaats te maken
voor bouwland (of bos). Toch wil ik aan dit ene ge
val niet zomaar voorbijgaan. Niet omdat het betrok
ken weiland op zichzelf zo bijzonder is, maar het
illustreert treffend de tendens waardoor natuurge
bieden hoe langer hoe meer geïsoleerd komen te
liggen. Betrokken weiland was een deel van een
veel groter complex dat als geheel wel van grote
natuurwetenschappelijke waarde is: de Hengstdijkse
Putting ofwel Grote Putting.
Ingedijkt in de Middeleeuwen (twaalfde eeuw
vormt dit gebied het grootste complex "Oudland" in oostelijk
Zeeuws-Vlaanderen. Het is tevens de enige plaats in dat gewest
waar we het nog in enigszins oorspronkelijke toestand terugvin
den. Hieraan moeten we evenwel toevoe-gen dat het momenteel nog
maar een fractie is van een tot voor kort (plm 20 jr) veel gro
tere uitgestrektheid van ca. 260 ha Poelgronden waarvan plm
180 ha weiland.
Tot in de jaren zestig nog, was het centrum van het gebied
(plm 130 ha) een vrijwel onbegaanbaar weilandencomplex met ontel
bare slootjes, een grote waterrijkdom en markante hoogteverschil
len. De waterrijkdom was te danken aan de zeer lage ligging ten
opzichte van de omringende polders en de daarmee samenhangende
zeer gebrekkige waterafvoer. De hoogteverschillen waren deels een
gevolg van de geologische opbouw in oeverwallen en kommen, deels
een gevolg van de menselijke moerneringsactiviteitenDe veenla
gen in de' ondergrond verschillen daardoor over kleine afstanden
al aanmerkelijk in dikte. Door inklinken van veen- en kleilagen
werd dit alles geaccentueerd. Het gebied werd enigszins ontsloten
door een karrespoor, de Karnemelkweg. Doch in wintertijd, als bij
na alles onder water stond, moest men ook deze passage opgeven.
Het was dan een domein van ganzen, eenden en ander waterwild dat
er toen ook met vele duizenden verbleef. Dit all-es is nu groten
deels verleden tijd. Zoals elders in oostelijk Zeeuws-Vlaanderen
woedde ook hier een ruilverkaveling die veel afbreuk deed aan de
schoonheid en waarde van het gebied. Slechts in het centrum
bleef een klein stuk van plm 53 ha gespaard als reservaat (34 ha
eigendom Staatsbosbeheer, rest beheersgebied). Om de waterafvoer
te verbeteren werden een aantal diepe en brede sloten gegraven.
Hierdoor werd de waterstand drastisch verlaagd. Om enigszins te
gemoet te komen aan de natuurlijke eisen van het reservaat wordt
daar op kunstmatige wijze de waterstand hoger gehouden. Buiten het
reservaat werd de Pütting grotendeels (westen, zuiden en zuidoos
ten) omgezet in grootschalige akkerbouwpercelen. Rond en met na
me ten noorden van het reservaat bleef gelukkig veel weiland
49