dan vier eieren in één legsel gevonden. Als we gaan ringen gaan we meestal met drieën en het gebeurt zeer omzichtig. De datum wordt gekozen aan de hand van observaties wanneer het aanbrengen van prooi begint als ook aan het in- en uitvliegen van vliegen die op de bedorven prooiresten afkomen. Heel de winter van 1980 waren de dieren aanwezig, want ze benutten zeer graag zo'n goed beschutte plek. Toch leek er iets mis te gaan. Bij controle bleek dat één van de ouderdieren dood in de kist lag. Doodsoorzaak onbekend, maar niets wees op abnormale verschijnse len. De kist wacht nu op nieuwe bewoners. VLAAMSE KREEK. Model: horizontale kist. Ook een paartje dat con stant aanwezig is. In 1976 ook één jong en twee uitgedroogde eieren. 1977 drie jongen; later één ter plekke als verkeersslachtoffer. Als prooiresten enkele kikkers en een mol. 1978 weer drie jongen en weer een verkeersslachtoffer. Als prooidieren vonden we muizen, een mol, kikkers en dekschilden van kevers in de braakballen. 1979»jVier jongen konden geringd worden. Prooidieren: mol, veren van spreeuw, de ring van een Belgische postduif en verder een ondefinieerbare, smerige inhoud met een bijzondere geur. Een stank die in bijna elk nest voorkomt en die bijna maakt dat je je broed sels met jongen op de geur kunt opsporen. Als dit paartje 's a- vonds aan het jagen is, laten ze van tijd tot tijd een doordrin gend gekrijs horen, waarvan alle andere dieren opschrikken en zelfs een volwassen konijn op de vlucht slaat. In 1980 was de kist aan restauratie toe. De bewoner brengt meestal de dag door in een V-tak, maar bij strenge kou verkiest hij de kist. Tijdens het ringen in 1980 vonden we maar liefst vijf verse mollen, een verdroog de kikker en de dekschildjes van een meike ver, hetgeen Sponselee deed verzuchten: "Ze zijn er gelukkig nog". Gelet op de prooien, moet zo'n vogel dieren mee naar het nest nemen die zwaarder zijn dan hijzelf, of hij moet van de duif - een verkeersslachtoffer? - een gedeelte meegenomen hebben. In 1980 werden er drie jongen geringd. Een recent broedgeval is er bij de heer MICHIELSEN op STATENB00M. Jaarlijks werd ik verwittigd dat er jonge Steenuilen vanuit de nok van de schuur op de betonvloer doodgevallen waren. In februari 1980 ging ik met J.Neve op pad om in een kastanje boom een oud parkietenblok te plaatsen. Ik heb dat blok nauwe lijks geobserveerd: ik geloofde niet zo hard dat ze er gebruik van zouden maken, maar: niet geschoten is altijd mis. Op tournee om te ringen, wilde Sponselee toch die kist eens zien. Mogelijk huisden er holenduiven in, die graag gebruik ma ken van onbezette kisten. We beklommen de boom en groot was on ze verbazing, moederuil met vier jongen aan te treffen. Ze werden allemaal geringd en moeder bleef ook na die operatie 60

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1981 | | pagina 30