(foto 7)Dit zijn oude veenputten die geheel of gedeeltelijk met zand zijn opgevuld. In één van deze putten vonden we een klein messing plaatje van 43x67x45mm en een gewicht van 99>373 gram (fig.H). We hebben niet kunnen achterhalen waarvoor het gediend heeft. Thans bevindt het zich in het Streekmuseum te Hulst. Naar de rand van de turfbank waren enige putten die nog helemaal gaaf waren (foto 8) en waar de steken van de spade nog duidelijk te zien waren. Opvallend weinig stronken zagen we op dit stuk. Wat er lag, was van het roodpaarse spul. In een kleine baai die in de turf was uitgeslagen bleek dat er wel degelijk hout in de turf zat. Een roodachtig-paars stuk wortel dat er werd verzameld (A 6) bleek van een Berk te zijn. Een grote stronk van zeer hard en donkergrijs hout (A5 Eik) was er half losgespoeld (foto 9)» Op het zandstrand van deze baai (NAP-2.80) staken talloze eindjes stam van plm 2.5cm doorsnede boven het oppervlak uit (fig B) Niet ver van de plaats waar de stroomgeul van de Ijskelder in de Westerschelde uitmondt - een heuse waterval met stroomversnellin gen (foto 10) op de rand van de turfbank - trok een palenrij de aandacht (foto 11). Op een eerder bezoek in september waren er hier nog twee evenwijdige rijen van plm 10 en 20 meter lang op een onderlinge afstand van plm 3 meter. Nu was er maar een schamel restant van over. Op het eerste gezicht deed het ons aan een ver dedigingswerk (palenhoofd) voor kust of haven denken. Op oude kaarten van de Polder van Namen, die daar tot 1717 lag, kunnen we daarvan niets terugvinden. Wat het dan wel is geweest weten we dus niet. Niet ver van deze plek was een lange rij dunne tw'ijgen in de klei geplant (foto 12). Waarschijnlijk is dit een restant van een fuikenscherm uit de tijd dat men hiertoe nog geen netten bezigde. 22-12-79 MONDING SPEELMANSGAT KONIJNESCHOR. Te plm 10.00 uur waren we bij het baken "Konijneschor" dat ook in de turf is geheid. Aan de oostkant van dit baken lag een klein bos met stronken die op de turf waren geworteld. Op het eerste gezicht leken ze op type A2 (B1 Den). Daartussen vonden we veel van het roodpaarse spul. Ook lagen daar in de buurt een heleboel stammen van 5 en 6 meter lang (foto 13) van een zeer zachte en witte hout soort (B2 Den). Nog meer naar het oosten toe, tot aan de monding van de stroomgeul van de Ijskelder lagen de zand- en kleilagen bijna tot op de rand van de turfbank. Bij het baken, maar vooral meer naar het westen toe, waren veel sporen van vervening. Over het algemeen zagen ze er gaver uit dan die voor de Ijskelder (foto 14)Ongeveer honderd meter ten westen van het baken, in een laagte, hadden we weer een bos van een dertigtal zwarte stron ken. Deze staken als kraters boven de turf uit (foto 15) en dit stuk deed wel enigszins aan een maanlandschap denken. De turf was blijkbaar door het zeewater weggevreten (fig B) Vlak bij dit bosje lag een tamelijk grote stam van een zacht witach tig hout (B4 Els) in het veen ingebed. In de buurt lagen nog veel meer stukken stam maar deze waren veel dunner en korter. 90

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1981 | | pagina 12