teelaarde Pig. G: profiel fig. F. grond met geslepen rood puin klei 1 0 cm puin (rood) grondwater MB Fig. H KOMMENTAAR BIJ DE DETERMINATIERESULTATEN. Bij de determinatieresultaten van het BAI ontvingen we van de heer W.A.Casparie een begeleidend schrijven: "Els en Berk zijn normale componenten van onze vochtige vegetaties, waarbij het tot moeras vorming komt; d.w.z. in matig tot wat voedselrijker, zeer vochtig milieu. Den, en soms ook Berk, behoren in wat zuurder, meestal minder vochtig veenvormend milieu thuis, b.v. op de overgang van moerasveen naar het voedselarme zure hoogveen. Eik is in het veen geen algemene boom. Wel komt hij herhaaldelijk aan de veenbasis voor, d.w.z. dat een bos met Eiken door omhoogkotiend grondwater door moerasveen kan worden overgroeid. Haarmos zit ook nogal eens op de overgang van moerasveen naar hoogveen; soms ook wel in echt hoog veen, maar dan vooral als het (plotseling) wat voedselrijker wordt. Rietveen is één van onze meest bekende moerasveensoorten Het hout, dat voor Marlemont verzameld is, komt naar mijn mening niet van een hoogveen. Het moet hier moerasveen zijn; ik vermoed dat de Eik in de ondérgrord heeft geworteld en later door moeras veen is overgroeid. Bij Konijneschor gaat het wellicht zowel om moerasveen als om hoog veen of eventueel de overgang van moerasveen (rietveen?) naar het zuurdere, voedselarmere hoogveen, waarbij de Den juist in die over gang groeimogelijkheden kreeg. Aan de oostkant van Saeftinghe was het milieu vrij zeker aanzienlijk voedselarmer en wat zuurder, waardoor de Den kon voorkomen. Ik neem aan dat de Eik niet tot de veenlaag behoort, waarop de Dennen ge groeid hebben." BESCHOUWING DER RESULTATEN, (fig.C.1.K.L.j) Vergelijken we nu deze informatie met onze persoonlijke bevindingen alsmede met hetgeen Van Rummelen (19&5) en Brand (1978) vermelden, dan zouden we de veenontwikkeling in de Saeftinghe als volgt kun nen laten plaatsvinden. Voor op- en aanmerkingen van kritische le- 94

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1981 | | pagina 16