zers die meer. onderlegd zijn in deze materie dan wij, leken, houden
we ons zeer aanbevolen.
We beginnen bij het begin van het Pleistoceen (fig.l) toen door de
toenmalige Schelde aan haar benedenloop een rivierafzetting werd
afgezet. Dit wordt de "Formatie van Halsteren" genoemd» Deze helt
in het Verdronken Land van Saeftinghe enigszins van oost naar
west af. Tijdens de laatste Ijstijd op het eind van het Pleistoceen
lag het zeeniveau erg laag. In deze periode werd hier tegenaan on
der invloed van de wind een fijn zand afgezet. Dit zand wordt dek-
zand genoemd (ook wel Formatie van Twente)." Dit dekzand vertoont
Fig. I GEOLOGISCHE TIJDSCHAAL
Konijneschor Marlemont Oostkant Periode
+700
+400
-2450
-3050
-4350
SubAtlanticum
-700
SubBoreaal
-3000
Atlanticum
-5500
Boreaal
-7500
PraeBoreaal
-8100
Ho:
(Ja 1 si r ^7.'
_landveen
1
1
1
1
1
1
r*"
V
ïwpntfi
-J
Pleistoceen
-1.000.000
Halstprpn
aan het oppervlak een aantal NO-ZW-lopende ruggen te vergelijken
met duinen. In het westelijk deel van Saeftinghe loopt nu zo'n
dergelijke dekzandrug. Door de aanwezigheid ervan stroomde de
Schelde nadien (oudste Holoceen) vermoedelijk in noordelijke rich
ting langs de plaats waar nu Bergen op Zoom ligt. Hiermee zou
een verschillend karakter van de veenontwikkeling oost en west
van deze rug te verklaren zijn.
Ten oosten van de dekzandrug begon de veenvorming al in het
Praeboreaal in een ondiepte die we langs de oostkant van de rug
vinden tNv Marlemont op ruim 7m-NAP. De veenlagen toen gevormd
zijn de oudste van Zeeuws-VlaanderenIn het hoger gelegen ooste
lijke deel (bij de schaapskooien) begon de veenvorming pas in het
Boreaal. Naar het zuiden toe bereikte de grondwaterstand (tgv.
relatieve zeespiegelrijzing) eerst in de tweede helft van het
Boreaal of mogelijk zelfs het begin van het Subatlanticum een dus
danige hoogte dat moerasvegetatie met veenvorming kon optreden.
De dikte van het veen neemt van noord tot zuid af. De basis van
het veencomplex is er soms kleiig, soms zandig en dy-achtig.
95