VAN ONZE LEDEN Verantwoording figuren: A. Van Rummelen 1965 B. persoonlijke aantekeningen C. Van Rummelen 1965 D. E+F+G+H persoonlijke aantekeningen I. Van Rummelen 1965Brand (1978) en persoonlijke veronderstel- J. Nederlandse zeekaart nr 021 (lingen. K+L Van Rummelen 19^5) LITERATUUR: Brand, K.J.J., 1978. Over het ontstaan van het oostzeeuwsvlaamse polderland. Zeeuws Tijdschrift. _28 (6): 208-229. Buise, M.A., 1981 Enige historische vondsten bij Saeftinghe in december 1979* De Steltkluut 1,1 In voorbereiding. Jansen, M.G.M., 1980. De Polsvliet, van natuur- naar cultuur landschap. Uitg.Vogelwacht De Steltkluut. Hulst. Rummelen, P.P.P.E. van, 1965. Toelichting bij de Geologische Kaart van Nederland 1:50.000 bladen Zeeuws-Vlaanderen, west en oost. Stiboka, Wageningen. Sponselee, G.M.P., Buise, M.A., 1979. Het Verdronken Land van Saeftinghe, Duerinck-Krachten BV, Kloosterzande DE KIEVIT EN ZIJN KNECHT. Op 25 februari kon ik te Perkpolder gedurende een drietal uren het volgende waarnemen. Een Kievit was trippelend over een grasveld op zoek naar wormen. Een Kokmeeuw stond schijnbaar ongeinteresseerd naar de Kievit te kij ken, tot het moment waarop de Kievit een woi-m uit de grond peuterde. Dan stoof de Kokmeeuw op de Kievit af, die zich op zijn beurt snel uit de "voeten" maakte. De meeuw zette dan een korte achtervolging in tot de Kievit de worm liet vallen. De worm werd door de meeuw onmiddelijk opgeslokt. Even later kwam de Kievit weer terug op het grasveld naar wormen zoeken. Met weer de Kokmeeuw als waakzame wach ter. De Kievit vond weer een worm, er volgde een korte achtervolging de worm viel en de meeuw slokte hem weer naar binnen. Dit spel duurde zo'n uur of drie tot het donker begon te worden. Alle andere meeuwen waren al naar hun slaapplaats vertrokken maar die éne was nog aanwezig en ook de Kievit. Eindelijk vloog ook de meeuw weg en zag ik de Kievit, nu verlost van zijn belager, in het halfduister over het grasveld scharrelen. Waarom vloog de Kievit niet naar een ander grasveld; die zijn er ge noeg? Waarom keerde hij steeds terug naar het stuk waar de meeuw zat? Waarom deed alleen die éne Kokmeeuw dat en niet één van ^ie andere, talrijk aanwezige Kokmeeuwen? Ed Steijns. 100

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1981 | | pagina 28