len. De talrijkste is de Bonte strandloper met maar liefst 9*800
vogels. Ook de Wulp werd veel gezien, nl. 1.128 ex. Vermeldens
waard is voorts het voorkomen van 1.513 Holenduiven en 56 Rans
uilen. Deze laatste zaten vooral in de Braakmanbossen.
Deze aantallen geven een indruk van wat er in totaal zo aan vo
gels zit in Oost Zeeuwch-Vlaanderenin de maand februari. Het
zal duidelijk zijn dat in de rest van het jaar de aantallen totaal
anders zullen zijn.
Nog niet genoemd zijn de ganzen. De winter 80/81 was een goed sei
zoen voor deze grazers. In Oost Zeeuwsch-Vlaanderen is er één
soort die als het Ware domineert en dat is de Kolgans. In de maand
jaunuari lag het totale aantal rond de 25-000! Dit is naar Zeeuwsch-
vlaamse begrippen erg hoog. In de strenge winter van 78/79 werden
er in zuid-west Nederland ongewoon veel ganzen gesignaleerd. In
onze streek waren dat er in januari zo'n 15.000 en in februari zo'n
19*000. Maar deze tellingen waren waarschijnlijk niet helemaal com
pleet. In Zeeuwsch-Vlaanderen zijn er een aantal belangrijke ganze-
gebieden. Op deze plaatsen heb je een goede kans dat je ganzen te
gen komt. Van oudsher bekend is de Putting bij Hengstdijk. Deze fou-
rageerplaats staat in nauwe relatie met de fourageergebieden bij
het Groot Eiland. Wanneer ze op de éne plaats niet terecht kunnen,
wijken ze vaak uit naar de andere. Vervolgens moeten nog genoemd
worden het Verdronken land van Saeftinghe en de Braakman. Saeftin-
ghe wordt door veel ganzen uit de wijde omgeving gebruikt als
slaapplaats. Dit alles wil uiteraard niet zeggen dat alle ganzen
altijd in deze gebieden aanwezig zijn. Het komt nogal eens voor dat
ze moeten uitwijken, b.v. door verstoring. Dan kun je ze eigenlijk
door heel ons gewest aantreffen. Ze zitten bijna altijd op grasland.
Wanneer IJ op bouwland een groepje ganzen ziet zitten dan zouden
dat zeer goed Rietganzen kunnen zijn, die hier ook geregeld voorko
men. Ook zij hebben hun vaste plekjes, nlde polder ten noorden
van Canisvliet en de polcfers ten westen van Sluiskil. Het gaat dan
wel om veel kleinere aantallen. Hooguit een paar honderd.
Naast deze doortrekkers en wintergasten staan de broedvogels. Met
name de broedvogel langs de kreken zijn typisch voor ons gewest,
omdat we zoveel van die kreken hebben. Enkele bekende zijn: Vlaamse
kreek, Groot Eiland, Zwartenhoek, Axelse kreek, Canisvliet,
de Vogel, Otheense kreek, Voorste- en Achterste kreek en de Braak
man. Eén van de bewoners van onze kreken is de Grote karekiet.
Deze fantastische zanger van rietvelden, grenzend aan open water,
was vroeger (jaren 40) een talrijke broedvogel aan alle kreken.
Helaas is sindsdien deze soort sterk achteruit gegaan. Eind jaren
'60 begin jaren '70 was de Grote karekiet langs diverse kreken nog
vertegenwoordigd met één of enkele paren. Nu komt deze soort al
leen nog voor bij Axelse kreek, Zwartenhoek, Canisvliet, Vlaamse
kreek en Braakman. Deze zorgwekkende afname is niet alleen in
ZeeuwschVlaanderen het geval, maar wordt in heel Nederland ge
constateerd. Duidelijkheid waarom deze vogel zo sterk in aantal
is achteruit gegaan hebben we nog niet. Mogelijk speelt de ver
landing van kreken een rol, ontwatering of een onjuist rietbe-
4 5