kend, totdat in september 1975 een paartje tot broeden kwam in de
Braakman. Jammer genoeg mislukte dit broedgeval, (het nest waaide
uit)maar sindsdien is deze soort op meerdere plaatsen gesigna
leerd. De Waaierstaartrietzanger is nog gevoeliger voor vorst als
de Cetti's zanger en het is dan ook niet verwonderlijk dat na de
strenge winter deze vogel sterk is teruggedrongen. Momenteel is
er eigenlijk nog maar één plaats in Nederland waar deze voorkomt,
en dat is Saeftinghe. Naar schatting komen hier zo'n 15 paartjes
voor, die er naar alle waarschijnlijkheid ook tot broeden komen.
Een opvallend verschil tussen de Grote karekiet en de twee laatste
soorten, is, dat de Grote karekiet hier een zomervogel is, en dus
in het winterhalfjaar ergens anders huist. De laatste twee zijn
standvogels, die, wanneer ze zich eenmaal gevestigd hebben, niet
meer wegtrekken. Of dat ook één van de redenen is van de af-, c.q.
toename is iets wat niet direkt te beantwoorden is.
Als bewoner van onze kreken moet nog genoemd worden het Blauw-
borstje. De indruk bestaat dat ook deze soort is toegenomen.
Het is in ieder geval geen zeldzaamheid. Langs diverse kreken kan
in het voorjaar de mooie zang beluisterd worden.
Tenslotte de Bruine kiekendief. Nadat deze soort bijna uit ons land
als broedvogel was verdwenen, kwamen de FlevopoldersHier vond
deze vogel enorme oppervalktes geschikt broedgebied. Het broeden
ging er zo goed, dat de Bruine kiekendief de rest van Nederland
kon gaan herbevolken. Ook Oost Zeeuwsch-Vlaanderen bleef daarbij
niet achter en tegenwoordig kan deze "rietwouw" langs diverse kre
ken worden bewonderd.
Ik zou mijn verhaal nog kunnen aanvullen met een aantal andere po
sitieve zaken uit de Oost Zeeuwsch-Vlaamse vogelwereld, zoals de
toename van de Kuifeend als broedvogel en de Grauwe gors die naar
Nederlandse maatstaven in aanzienlijke aantallen in ons gewest tot
broeden komt.
Ik voel echter sterk de plicht om dit artikel te besluiten met een
aantal bijzonder negatieve ontwikkelingen welke zich heden ten dage
voordoen in de groene ruimte. Ik doel hierbij op de steeds verdere
intensivering van het grondgebruik. De landbouw zie ik niet als de
oorzaak, maar veeleer als een symptoom. Landbouwpolitiek op Euro
pees niveau en de algemene economische terugggang dwingen de boer
om steeds verder te intensiveren en steeds verder te mechaniseren.
Met name de soorten die hun bestaan te danken hebben aan het gras
land, hebben het zeer moeilijk. Het gaat daarbij niet alleen om vogels,
maar ook om b.v. flora vegetatie, insekten, amfibiën, zoogdieren,
slakken enz. enz. Als indicatief voor heel deze grasland flora en
fauna staan echter de weidevogels.
In Nederland komt een zeer belangrijk percentage weidevogels tot
broeden, waaronder Kievit, Tureluur, Grutto, Kemphaan en Watersnip.
De laatste jaren moet echter een schrikbarende achteruitgang ge
constateerd worden welke zijn oorzaak vindt in een intensivering
van het grondgebruik. Ruilverkavelingen (in Nederland moét er ieder
jaar 40.000 ha verkaveld worden!) gaan o.a. gepaard met perceels
vergroting, scheuren van grasland, diepe ontwatering enz. Op grote
4 7