HERINNERINGEN VAN EEN PLATTELANDSJONGEN
Het moet een aanbieding geweest zijn van uitgeversrestanten,
denk ik, zo ongeveer van: "twee boeken voor de prijs van
een". Dat liet het zuinig overgespaarde zakgeld net toe. En
zo kwam ik in het bezit van de twee delen Buiten Bij De Vo
gels van Engelhard de Witt. Een welkome aanvulling naast 't
enige vogelboekje dat ik toen had: Wat Vliegt Daar? van Van
Dobben. Je leerde er veel uit over het doen en laten van de
vogels. Het zal in 1950/51 geweest zijn, misschien nog iets
eerder, maar de belangstelling was er al veel langer.
Hoe is die gekomen? Op welke manier kwam je als jongen in
contact met vogels? Op een negatieve manier, moet ik beken
nen: nesten zoeken en uithalen; mussen vangen - proberen
tenminste - onder een zeef of in het kippenhok. Ik heb het
nu over de jaren vanaf veertig en iets er voor; tot zover
gaat mijn herinnering terug. Bij ons thuis, op Kampen, een
boerderij met honderden meters meidoornheg, deels rond het
erf, geknipt; aan de weiden, hoog opgeschoten. Daarnaast
nog rond de honderd knotwilgen op erf en weiland, misschien
zelfs het dubbele, als ik de rij meetel die tussen de ene
wei en een aangrenzende akker stond. De bomen hoorden bij
de akker en de gebruiker heeft zeik denk nog net voor de
oorlog, gerooid. Maar ook dan nog bleven er genoeg over.
Bovendien stonden er ook nog veel fruitbomen: appels, peren,
kersen, morellen, een kleine pruimenboom, pazzen (soort per
zik) en een enorme notenboom. In de tuin rode - en witte
aalbessen, kruisbessen en aardbeien. Verspreid en in de heg
gen - of er ver boven uit - Vlier en Sleedoorn. Voedsel ge
noeg dus en vogels ook. In de knotwilgen Wilde eend, Hout
duif en Steenuil, Ringmuswellicht ook Huismus. De Wilde
eend werd nauwlettend geobserveerd en zodra het legsel com
pleet was, werd het nest leeggehaald. Samen met vriendjes
stroopten we daarvoor gehele polders af: knotwilgrijke dij
ken en onderlanden: de Rietbosch in Rummersdijk, de Vliegen-
nist in de Putting, daar ook de Hoge Wei van Verschueren,
de Binnendijk tussen Hoogland- en Rummersdijkpolder en heel
het daar achter liggend onderland met honderden knotwilgen
tussen Serrarrens en de Maat bij de Aarden Heuvel. Het nog
veel groter dan nu zijnde schor van het Hellegat werd afge
zocht, de oevers van de polderleiding tussen Vogelfort en
de brug bij het Hellegat en de boerderijen waar men wel veel
knotwilgen, maar geen schoolgaande jongens had. Anders was
het hun territorium. Die strooptochten naar Wilde eendeleg-
sels werden niet alleen door schooljongens ondernomen, ook
veel opgeschoten jongeren - koeters en beginnende knechtjes-
en volwassenen deden er aan mee. Zo was het een uitzondering
als je op het Hellegatschor nog een legsel vond; meestal wa
ren "die van Den Bosch" (Boschkapelleons allang voor ge
weest
Momenteel klinken deze stropersverhalen ons vreemd in de o-
49