over het hoofd had gezien. Ook een logische wet natuurlijk: sufferds hehben nergens recht op. De meest voorkomende vogel, na de Huismus, was ongetwijfeld de Merel. Met name de meidoornheggen "boden hem een uitste kende nestgelegenheid. Het was dus een verplicht nummer om vanaf half april alle heggen langs "beide kanten af te speu ren naar merelnesten. Eenmaal gevonden werden ze zonder par don leeggehaald. Je werd hier in aangemoedigd, door de vol wassenen, want de Merel deugde van geen kanten: hij kreeg de schuld van alle aangepikte (of door slakkken aangevreten) en verdwenen aardbeien en kersen. En die laatste werden vooral door groepen rondzwervende Spreeuwen geconsumeerd. Maar die waren nagenoeg ongrijpbaar, dus moest de Merel maar als zondebok fungeren. Het uithalen van een Merelnest was dus een verdienste. Niet alleen om je eigen gewassen veilig te stellen, maar er zat ook iets in van een daad waarmee je de vijand - het was oorlog - schade berokkende; het was een heel klein verzetsdaadjewant het MOCHT NIET, dat was be kend. Pas jaren later heb ik een waarschijnlijke verklaring kunnen vinden voor deze misschien wat merkwaardig aandoen de opvatting. De - hernieuwde - Vogelwet was van 1936. Ze ging veel verder dan alles wat er op dat gebied voordien bestond, maar ze is pas tijdens de Duitse bezetting in werking getreden. Daardoor werd ze gezien als een wet van de Duitsers'. Jarenlang nog heeft een Bond van Vogelhou ders dit argument gebruikt om tegen bedoèlde wet te ageren: de door de gehate bezetter ingevoerde wet beperkt ons in on ze geliefde sport (wildzang vangen en houden)van onze vrije-tijdsbesteding, het genoegen van de kleine mar met de smalle beurs en vele andere argumenten meer. Met de Mereleieren werd en passant ook de inhoud van alle andere gevonden nesten meegenomen: Groenling, Vink, mogelijk Heggemus, dat weet ik niet meer. Nooit vonden we de Zang lijster. Deze was er naar mijn mening eenvoudigweg niet. Net zo min als de Spreeuw. Dat wil zeggen: als broedvogel. Ieder jaar kroop bijna elke heer des huizes - thuis ook en de diverse buren - wel een keer op het dak om de vele tien tallen mussennesten te ontdoen van eieren en jongens en te vens om de nesten uit te trekken. Bij sommige huizen - om gerekend in moderne vuilniszakeenheden - vier, vijf zakken hooi en aanverwant materiaal vol. En voor ons tientallen eieren, als ze tenminste voorzichtig naar beneden werden ge bracht, want het gebeurde ook wel dat je ze vanaf de nok van het dak in je nek gesmeten kreeg; dat hing min of meer af van het gevoel voor humor van de daktoerist. Mussen in overvloed dus, maar zoals gezegd, Spreeuwen waren er niet bij, dat weet ik zeker. Ook alleen maar voorbestemd om uit te halen waren Eksters en Zwarte kraaien. Ze haalden op de boerderijen en elders eieren en kuikens weg, een bewering die zonder meer waar was, maar verder werden ze ook nog beticht van allerlei ro- 5 1

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1981 | | pagina 51