verij en andere ondeugden, zodat er eigenlijk maar een waar
dering voor ze was: tuig. Helaas denken nog veel mensen zo.
Hun nesten zaten gewoonlijk in hoge Canadapopulieren of in
dichte, doornige hagen. Er was heel wat klimbehendigheid
nodig om in de canada's te komen. Vanaf de grond moest de
kale stam beklommen worden tot het gemakkelijke stuk, de
kroon. En daar moest je dan weer weinig last van hoogte
vrees hebben. Toch kroop je als schooljongen vlot omhoog,
deels voor de eieren, deels omdat je er een de volwassenen
welgevallig werk mee deed. Ja, het was zelfs zo, dat, als
je enige reputatie als klimmer had, gevraagd werd: "bij ons
op 't 'of de eksters en de kroaien us uit te kommen aolen"
Nooit heb ik in die nesten zilveren lepels of sieraden ge
vonden, waar Eksters ook op verzot heten te zijn en ook
nooit Torenvalken of Ransuilen. Ik herinner me slechts één
geval van de vondst van een Torenvalklegselschoolmaatjes
troffen een vijf-legsel aan in een oud eksternest'; de uit
geblazen eieren waren een zeer begeerd bezit. Want, waarom
dat uithalen van nesten? Gedeeltelijk dus, zoals al is ge
zegd, als een weloverwogen vorm van - biologische - bestrij
ding van vogels die er toch te veel, te schadelijk of die
zonder meer niet van nut waren. Ook het verzamelen van voed
sel noemden we al. En natuurlijk om een collectie uitgebla
zen eieren aan te leggen, opgeborgen in watten in een siga-