mee zult maken in ons gewest. Na nog een keetje nagekeuveld te hek ken over het verschil van zwanesoorten, gaan we op weg naar de Poelpolder, een grenspolder die ten westen van het kanaal naar Gent ligt en ten zuiden van de Graaf Jansdijk. Het is een oud gekied in de "lage streek van Assenede". Waarschijnlijk één van de moerlanden die in die streek veel voorkwamen en daarom door de ingelanden Poelpolder werd genoemd. (Wilderom). Nog maar nauwelijks aan het lo pen, zien we in een rij knotwilgen al een aantal Ringmussen en een eindje verder 7 Vinken. Een Blauwe reiger, ergens midden in een weiland, laat zich door ons nauwe lijks verstoren en we kunnen hem dan ook rustig observerensoms terwijl hij rust, dan weer vlie gend. Het valt ons op, dat de Poelstraat nog zo'n prachtige oude weg is met blauwe kinderkopjes en een onverhard rijwielpad ernaast, geflankeerd door rijen populieren. Via een dreef bereiken we nu het pad dat ons naar koven op de berg voert. Begeleid door de indringende zang van een Winterkoninkje, komen we in een ge kied waarvan de begroeiing een keetje verwaarloosd aan doet. Joep legt uir dat er jeugdgroepen gevormd zijn in Sas van Gent die onder leiding van ouderen, deze bomen en struiken in de komende jaren vak voor vak zullen gaan snoeien. Zo te zien is dat beslist hoog tijd voor deze eertijds aangeplante mengeling van o.a. Zomereik, Berk, Wilg en Esdoorn. We merken ook nog een paar Kersen- en Appelbomen op en veel Dauwbraam. Tussen de bomen door zien we op het midden van de berg een voetbalveld liggen. Althans, de goalpalen staan er nog, maar bij nader inzien blijkt het toch maar een restant te zijn van een voetbalveld, dat tegenwoordig dienst doet als weiland. Het is met prikkeldraad omheind en er staat een stal op. We lopen om het voetbalveld heen en zien achtereenvol gens: Roodborst, Koolmees, Pimpelmees, Matkopmees en Goudhaantje. Een blik op de aangrenzende bezinkvijver levert nog een aantal Berg eenden op en een eind verder inspekteert een Heggemus de takken van een reeds uitlopende vlier grondig op de mogelijkheid of hij daar zijn nestje misschien in kan gaan bouwen, Dan bereikt ons het geluid van de Grote bonte specht. Door een kort kek kék verraadt hij zijn ver blijfplaats en we krijgen hem dan ook gauw in de smiezen. Joep weet hier Ransuilen zitten en zoekt dan ook net zo lang tot hij vier van deze prachtvogels aan ons kan laten zien. Ze zijn echter nog al schuw en laten zich niet lang bekijken. Maar geen nood, iets anders trekt alweer onze aandacht. Een wezel schiet verschrikt voor onze voeten weg. Het nabootsen van muizengepiep kan hem niet meer terug uit het struikgewas lokken, hij is kennelijk teveel verschrokken. We krijgen op deze zonnige morgen in dit ronduit prachtig gebied, ook nog een staaltje van wreedheid in de natuur te zien. Een mooie slanke Berk is dusdanig door klimop overwoekerd, dat hij geworgd ter aarde gezegen is. Als laatste bezoeken we samen met Joep nog een slaapplaats van een Kerkuil, alwaar we een flinke zak braakballen verzamelen voo-r de pluiscursus. Toch jammer dat er niet meer ex- cursiegangers waren. 160

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1981 | | pagina 18