DE OPMARS VAN DE GRAUWE GORS (Emberiza calandra L.) in O.Z. Vlaanderen De Grauwe gors is een soort, waarvan de huidige versprei ding voornamelijk door landbouwkundige activiteiten wordt bepaald. In Nederland is het een typische soort van min of meer open, extensief bewerkte cultuurgronden. Een beperkt aantal broedt op buitendijkse of ruderale terreinen. Over het algemeen ontbreekt de soort in het winterhalfjaar, doch trekkende groepjes (of zingende exemplaren) kunnen al vanaf januari/februari worden waargenomen. De meeste vogels komen pas eind april of in mei aan. De grootste zangactivi teit is in juni en juli. Bij Grauwe gorzen komt veelvuldig polygamie voor. Het aan tal vogels van iedere sexe is echter gelijk, zodat een deel van de zingende mannetjes ongepaard blijft. Elk zingend mannetje hoeft daarom niet zonder meer een broedgeval te betekenen. Dezeongepaarde vogels blijven vaak tot diep in augustus of september doorzingen zoals herhaaldelijk door ons is vastgesteld. In Nederland komt de Grauwe gors min of meer eilandsgewijs voor. Plaatsen waar ze regelmatig tot broeden kwamen, en in het algemeen nu nog broeden, zijn: het noorden van Gro ningen en Friesland, op Ameland, in »ost-Nederlandlangs de zuidelijke Zuiderzeekust, langs de grote rivieren, in de Gelderse Vallei, plaatselijk in Noord-Holland en Zeeland, in het oosten van Noord-Brabant en in Limburg (TEIXEIBA, 1979). De stand is er de laatste decennia sterk achteruit gegaan, of, in het gunstigste geval, op hetzelfde peil ge bleven. De intensivering van de landbouw wordt als belang rijkste oorzaak en bedreiging gezien. Met name het steeds vroeger maaien is funest, evenals het gebruik van herbici den. Zeeuwsch-Vlaanderen vormt op deze algehele achteruit gang een gelukkige uitzondering. Hier zijn ze sedert de be ginjaren zestig sterk toegenomen. In navolgend overzicht willen we die ontwikkeling met betrekking tot de Oostzeeuws- vlaamse situatie wat uitgebreider documenteren. Voor oostelijk Zeeuwsch-Vlaanderen kunnen we in de ontwik keling twee perioden onderscheiden. - Tot omstreeks 1955 was de soort vrijwel uitsluitend be perkt tot het Verdronken Land van Saeftinghe. De status was: een zeer schaarse, nog in aantal afnemende broedvo- gel. Daarna ontbrak hij een tiental jaren in de streek. Omstreeks 1964 wordt de streek opnieuw gekoloniseerd doch het blijft een zeldzame soort. In de beginjaren zeventig is er een explosieve toename tot een meer algemene status. De in 1952 binnengedijkte Braakman vormt een verhaal apart. Vlak na de indijking vormden de uitgestrekte akkers een gunstig biotoop voor de Grauwe gors. SUETENS C.S. (1961) spreken over een tiental broedvogelsDaarna ontbreekt elk gegeven tot in de jaren zeventig wanneer blijkt dat de 168

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1981 | | pagina 26