soort er niet meer voorkomt. Tot en met 1952 telde men in het Verdronken Land van Saef tinghe jaarlijks nog tot maximaal 10 zangposten. In 1954 waren er slechts 3 zingende mannetjes en in 1955 werd waar schijnlijk niet eens meer gebroed: slechts éénmaal werd toen in juni 1 zingend mannetje in de polders waargenomen. (MAEBE VAN DER V10ET, 1956). Elders in onze regio was de s'oort nagenoeg onbekend. Er is een waarneming van zingende mannetjes te Philippine uit 1947 (Limosa 20: 232). Na 1955 ontbreken een tiental jaren alle gegevens. In 1962 werd op 24/7 zang gehoord te Sas van Gent en Philip pine (Limosa _37: 52) In 1964 was er een zeker broedgeval in de Aandijkepolder bij Zaamslag: 26/7 met pulli (Limosa 39 77). In 1965 telde men 3 zangposten: 2 te Emmahaven bij Saeftinghe (JAARBOEK CJN, 1965) en 1 te Axel bij het toen pas ontstane opspuitterrein (Limosa 40: 54). Het jaar daar op telde G.v.Avermaet alleen al bij Axel 6 zangposten; ver der een bij Sluiskil en verschillende tussen West- en Zuid- dorpe. In de jaren hierna bleven ze in die hoek broeden, doch de groei was er uit. Verder zijn er in die jaren broedgevallen vastgesteld te Ossenisse (1968 2x Limosa 43 57),Vlaamse kreek (1970 Limosa 4j?: 85) en in het Verdron ken Land van Saeftinghe en op de omringende dijken (1967 W.Suetens; 1969 G.Ottens; 1970 J.v.Impe, G.Sponselee e.a.; 1972 MB). In 1973 telden we op 5 plaatsen totaal 14 zang posten (Fig.1). Gezien deze laatste telling en het feit dat de telactiviteiten in die tijd op een laag pitje ston den, lijkt ons een schatting van gemiddeld 10-15 paren voor de periode 1966-1972 wel verantwoord. In 1974 volgt een tweede doorbraak. Op maar liefst 15 ter reinen tellen we 35 zangposten (Fig.2). In 1975 bereikte de stand een voorlopig hoogtepunt met 71 zangposten (Fig.3). We moeten ons bij deze aantallen voor ogen houden dat dit minima zijn. Niet alle delen van ons gewest genieten even veel belangstelling. De meeste tellingen zijn verricht van af wegen, dijken e.d. Vogels die buiten gehoorafstand mid den op bouwlandpercelen zitten te zingen werden (worden) uiteraard gemist. Daar staat dan weer tegenover dat er veel polygamie voorkomt. De grootste concentratie van zangposten deed zich telkenma le voor in en nabij Het Verdronken Land van Saeftinghe: zo wel binnen als buitendijks langs de omringende dijken, als mede in de wijde omgeving van de Rijksdam en op de Gasdam zijn er zingende vogels. In 1975 was de soort ook goed in de omringende polders vertegenwoordigd. In 1976 waren de resultaten in Nederland uitgesproken slecht. MEIJER (1977) noemde als vermeodelijk belangrijkste en mogelijk zelfs e- nige oorzaak de grote droogte die reeds vroeg in het voor jaar begon. Hierdoor was de voedselsituatie voor de terug kerende vogels reeds dusdanig slecht dat ze geen geschikte 1 70

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1981 | | pagina 28