VLEERMUIZEN IN VOGELNESTKASTEN; VLEERMUISKASTEN. Literatuur Maebe, J. en H.v.d.Vloet1956. De Avifauna van het Ver dronken Land van Saeftinghe. De Giervalk 46: 151 - 190. Meijer, R., 1976. Gegevens over de Grauwe gors gevraagd. Het Vogeljaar 24: 91 - 95. Meijer, R.1977. Broedseizoen 1976 was slecht voor Grauwe Gors. Het Vogeljaar 2_5: 87 - 89. Meininger, P.L., 1977. Verspreiding en aantallen van de broedvogels in Zeeland. Middelburg. Sharrock, J.T.R., 1976. The Atlas of Breeding Birds in Britain and Ireland. Berkhamsted. Sikkema, C.P., 1973. De Grauwe gors in Noord-Groningen. Het Vogeljaar 2J_: 269 - 270. Sponselee, G.M.P., 1975- Saeftingheboek. Hulst Sponselee, G.M.P. en M.A.Buise, 1975. Avifauna van oost Zeeuwsch-Vlaanderen. Middelburg. Suetens, W.e.a., 1961. De Avifauna van de Braekmanpolder De Giervalk 5J_: 64 - 113. Teixeira, R.M.1979- Atlas van de Nederlandse Broedvogels. s Graveland. Wie regelmatig nestkasten controleert weet, dat niet alleen vogels gebruik maken van deze aangeboden huisvesting. Spinnen, oorwormen, hommels, wespen en verschillende kevers worden aan de binnen- en buitenkant van nestkasten gevonden in het broedseizoen en bij het schoonmaken 's winters. Maar ook zoogdieren kunnen in nestkasten gevonden worden. Zelden een Hermelijn of Wezel, vaker Bosmuizen (soms mét jongen) en op de zandgronden Rosse woelmuizen. Van de vleer muizen die gewoonlijk hun onderdak zoeken in boomholten zijn tot nu toe in ons land 4 soorten in vogelnestkasten aange troffen: Grootoorvleermuis(Plecotus auritus), Rosse vleermuis (hyctalus noctula), Nathusius Dwergvleermuis (Pipistrellus nathusii) en Watervleermuis (Myotis daubentoii). Ook de Franje staart (Myoti's nattereri) zou in principe in kasten kunnen voorkomen, maar daarvan zijn nog geen waarnemingen. Bij vleermuizen worden de jongen geboren tegen het einde van het vogelbroedseizoen. Reeds vanaf april worden de zogeheten kraamkamers bevolkt door kleinere of grotere groepen vleer muizen, vrijwel uitsluitend volwassen vrouwtjes en een deel van de nog niet geslachtsrijpe jongen van het vorig jaar. Ondertussen leidt de rest van de populatie, voornamelijk de mannetjes, een wat zwervend bestaan; waarnemingen van soli taire vleermuizen of kleine groepjes in deze periode hebben vaak betrekking op mannetjes. Vanaf de tweede helft van juli worden de jongen zelfstandig, en raken de kraamkolonies lang- 1 73

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1981 | | pagina 31