landen op droge, tamelijk voedselarme, kalkarmezure grond. Geenszins een plant dus die we kunnen verwachten op onze kleigronden. Zover we konden nagaan is het voorkomen een gevolg van spon tane vestiging, maar enkele vindplaatsen dienen wel nader toegelicht te worden. Bij Sas van Gent (1) is de vestiging zeker spontaan, maar de ondergrond is door de mens aangevoerd. In fort Moerspui (2) midden tussen de klei van de Moerspui- polder (bedijkt 1767) groeit de Brem niet, maar het zaad kiemt er wel, aldus een grondgebruiker in het fort. Verder dan een kiemplant komt het echter niet. Op de overzichts kaart is Moerspui aangeduid met Het gebied tussen de Moerspuipolder en Koewacht (3) is on duidelijk. Op twee aangetroffen groeiplaatsen stonden for se, op het oog vitale bremstruiken. De westelijke groei plaats, aan de voet van een dijk; van de N.Karnemelkpolder .lijkt een solitaire vestiging. Die aan de Kloosterweg in dezelfde polder ligt toch te ver van het aaneengesloten ge bied Nieuwe Molen/1t Zand om er deel van uit te maken. We willen ook deze groeiplaats voorlopig als een enclave be schouwen al kan uit nader onderzoek het tegendeel blijken. De groeiplaats bij Axel (4) is geheel op het vroegere sta tion en spoorwegemplacement. Opvallend is dat de soort de spoorlijn niet blijft volgen over de kruising spoorweg/Pol derweg. Het Zand van de Kauter (5) bestaat zowel uit laagjes kalk- loos als kalkhouden zand. De soort is er niet talrijk. De groeiplaats op het Groot Eiland (6) betreft slechts een enkele struik aldus J. de Meyer. We hebben er zelf geen on derzoek gedaan. Volledigheidshalve nemen we ook het verspreidingskaart je op uit Atlas van de Bel gische en Luxemburgse Flora. (uitgave 1979, bewerkt tot 1977) De aangegeven groei plaats bij Perkpolder/Wals- oorden hebben we niet teruggevonden; de Atlas noemt de groeiplaats van Nieuw-Namen (tussen Verboomstraat en Kerk- pad) niet. We mogen aannemen dat de plaatsen 1 (Sas van Gent) en 4 (Axel) groeiplaatsen zijn op een kunstmatig milieu. VERZOEK. Voor aanvullingen houden we ons aanbevolen. Bovendien ook voor opgaven van de vindplaatsen van Hei (Calluna vulgaris) en Dophei (Erica tetralix)uiteraard voor zover het na tuurlijke groeiplaatsen betreft. De verspreiding van die soort(en) hebben we gedeeltelijk 1 7

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1982 | | pagina 19