Gierzwaluw, Boerenzwaluw en Huiszwaluw. Op het plasje zelf
trokken twee ruzieschoppende Meerkoeten onze aandacht terwijl
we even verder een vrouwtje Meerkoet, op haar verhoogd nest,
met jongen zagen zitten.
Even dacht iemand de roep van de Dodaars te horen in een klui
tje met riet. De Rietzanger in baltsvlucht was voor velen ook
een attraktie, evenals een paar Oeverlopertjes met hun wippende
staartjes aan de rand van het water de aandacht trokken. Op een
weiland achter de lange rietkraag stapten enkele Grutto's sta
tig rond, terwijl een Gele kwikstaart boven ons hoofd z'n roep
liet horen. Op een stuk bouwland zagen we verschillende groep
jes baltsende Bergeenden en een koppel Scholeksters waarvan
het vrouwtje op nest. In de verte trok een alarmerende Kievit
even de aandacht. Twee mannetjes en een vrouwtje Bruine kie
kendief waren namelijk daarboven een klein stukje riet aan het
jagen. Nu dook plotseling nog een ander vrouwtje Bruine kieken
dief op, die met een rietstengel in de klauwen in het riet
verdween om daar mogelijk een nest te bouwen. Een snor liet van
uit het riet z'n karakteristieke lage trillers horen.
Een Bruine kiekendief (mannetje) voerde voor ons nog een
kringelende luchtshow op, waarbij hij z'n prachtige verenkleed
liet bekijken. Opvallend waren steeds de grote aantallen Ber-
eenden die overal verspreid gezien werden. Een Tureluur
toonde ons z'n zangvlucht met trillende vleugels, waarbij hij
een fluitend t jillie lie 1 ieliet horen. We kwamen nu bij
'n rij mooie knotwilgen die al volop groen stonden en waar
enkele Ringmussen en Holenduiven uit tevoorschijn kwamen.
We waren nu steeds dichter bij het bos gekomen, dat opviel
door de prachtige afwisseling van de kleuren groen en bruin
van de verschillende bomen en struiken. Op de schuur van de
boerderij zat een Witte kwikstaart met voedsel in z'n snavel.
Deze vogel had dus al jongen. De eerste "bosvogels" kondigden
zich aan; Winterkoning, Pitis, Zwartkop en Vink, waren de
eersten die we hoorden. Het bos bleek vrij groot te zijn met erg
veel onderbegroeiing wat ideaal is voor Zwartkop, Tuinfluiter,
Winterkoning, Heggemus, Grasmus, Tjiftjaf, Pitis en Nachtegaal
die er, op de laatste na, allemaal waren, zelfs in redelijke
grote aantallen. Een Groene specht lachte ons uit toen we ver
der liepen. Verschillende planten werden door de deskundigen
op dat gebied even "uit de losse pols" gedetermineerd.
Een Heggerank groeide in een holle knotwilg. Zelfs ons Zeeuwse
slakje laciniaria biplicata biplicata bleek hier talrijk aan
wezig te zijn; we troffen ze o.a. aan op een vochtige groene
stam van een boom. Aan de rand van het bos tegen 't riet zagen
we op het open water een merkwaardige eend zwemmen, die de vo
gelkenners voor een raadsel plaatsten. Boeken werden nagesla
gen-en de vogel werd gedetermineerd als 't vrouwtje van de
Tafeleend. Onze bosvogelkenner bij uitstek, Pons, liet ons dui
delijk het verschil horen tussen de verschillende zanggeluiden
van Zwartkop en Tuinfluiter, die velen onder ons vaak nog pro-
2 9