bacteriën, etc. Elk zo'n boom is te beschouwen als een komplete levensgemeenschap waarvan alle "raderen" zeer precies in elkaar grijpen. Het is daarom te betreuren dat de knotwilg de laatste dertig jaar sterk in aantal is achteruitgegaan. Eén van de belangrijkste oorzaken is wel dat de bomen om economische redenen niet meer rendabel zijn voor de boer, zodat deze er ook geen aandacht meer aan schenkt. De koppen worden veel te zwaar zodat ze uiteindelijk openbarsten en daarna geleidelijk aan te gronde gaan. De laatste 10 jaar is echter, dankzij de zeer enthousiaste inzet van de "knotploeg" van de Vogelwacht, een groot aantal knotwilgen zo'n roemloos einde bespaard gebleven. Op sommige terreinen werd zelfs toestemming verkregen opnieuw jonge staken te poten. Terrein A is een laag drassig weilandje met nabijgelegen dijk ten zuiden van het gehucht Steenovens. De bomen waren er van middel bare leeftijd en m.u.v. die op de dijk verkeerden ze in floris sante staat. In de winter 1971/72 waren ze voor het laatst (door de knotploeg) geknot. Opvallend was hier het massale voorkomen van Bitterzoet (in 30 van de 44 bomen 30/44) en enige soorten grassen (31/44)° De grassen zijn toendertijd jammer genoeg niet op naam gebracht. Verder waren Meidoorn (15/44)1 Hondsroos (14/44) en Vogelmuur (8/44) go ed vertegenwoordigd. Onderaan de tabel staat van enke le soorten behalve het aantal ook het percentage bomen waarin ze werden aangetroffen. In slechts twee bomen van de 44 werd geen enkele plant aangetroffen. In de twee knotpopulieren (in de tabel gemerkt met vonden we alleen Bitterzoet. Totaal werden er, exclusief de grassen, 12 plantensoorten gedetermi neerd. Leuk waren Hop, Mannetjesvaren en Eikvaren. De laatste soort was er al in 1971 aangetroffen tijdens het knotten. Terrein B is een braaklandje bij de Valput tussen de ringweg van het Mauritsfort en de dijk met de LooseschorpolderDe bomen 69

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1982 | | pagina 41