'normale' gang van zaken bij wildschade De jacht met geweer kan alleen worden uitgeoefend door een jachtak tehouder. Sinds de wijziging van de Jachtwet in 1977 moet zo iemand, indien hij voor de eerste maal in het bezit wil komen van een jachtakte, aan bepaalde bij deze wet voorgeschreven eisen voldoen. De grond gebruiker kan zelf jagen, indien hij jachtaktehouder is, en zijn gronden voldoen aan de afmetingen welke voor jachtvelden worden geëist, maar ook kan het recht om te jagen op zijn grond aan een ander zijn verhuurd. De jager (jachthouder) neemt daarbij de plicht op zich wildschade te voorkomen en te bestrijden. Schiet hij daarin tekort, dan is hij verplicht de schade te vergoeden. De grondgebruiker dient ook zelf het nodige te doen om wildschade te voorkomen. In het kader van zijn normale bedrijfsuitoefening behoort hij, bij voorkeur in overleg met de jager, voorzorgsmaatregelen te treffen. Enkele voorbeelden van zulke maatregelen zijn: - de teelten die kwetsbaar zijn voor wildschade zoveel mogelijk bij elkaar zetten en tijdig voorzien van een (elektrische) afrastering; 40 - de jager ervan op de hoogte stellen waar de schadegevoelige gewassen staan; - ingekuilde produkten afdekken met b.v. kunststofdekkleden, een laag grond of bespannen met netten boven de kuil; - een afrastering aanbrengen bij ingekuilde boomkwekerijprodukten; - de fruitaanplant afrasteren en eventueel insmeren (of, indien dat niet mogelijk is, bespuiten) met een toegelaten wildafweermiddel; - in gebieden waar vogelschade optreedt zoveel mogelijk gelijktijdig inzaaien en het zaaigoed vooraf behandelen met toegelaten preparaten die vogels weerhouden de zaden op te pikken; - afwisselend of in combinatie met elkaar diverse wildafweermiddelen toepassen (voor vogels: vogelvérschrikkers, netten, metaalfolie, knalapparaten, draden e.d.); - bij strenge kou en vooral bij sneeuw snoeihout leggen aan de buitenzijde van de boomgaard, ihdien vrees bestaat voor vraatschade. Door - in overleg - ieder het zijne te doen kunnen grondgebruiker en jager zo komen tot een doelgerichte schadebestrijding. Voor advies kunnen zij zich altijd wenden tot de hoofdingenieur-directeur voor landinrichting, Grond- en Bosbeheer in hun provincie of tot de Directie Faunabeheer (adres zie blz. 10). De jachthouder wordt erop gewezen dat de minister van Landbouw en Visserij op grond van artikel 53 van de Jachtwet onder meer aan grondgebruikers vergunning kan verlenen om te jagen op o.a. - houtduiven, - vlaamse gaaien, - vossen, - zwarte kraaien, - eksters, - verwilderde katten. - kauwen, konijnen, Zo'n vergunning wordt onder bepaalde voorwaarden gegeven om de schade die genoemd wild veroorzaakt te voorkomen of te bestrijden. Daarbij wordt afgeweken van verschillende andere bepalingen in de Jachtwet. Vandaar dat de vergunning alleen wordt verleend als het echt nodig is, d.w.z. alleen als de 'normale' gang van zaken niet gevolgd kan worden of niet het gewenste resultaat heeft. Dat gebeurt echter alleen indien: - meer dan normale schade optreedt of te verwachten is; en - het genot van de jacht op de betrokken gronden niet kan worden verhuurd of van de grondgebruiker redelijkerwijze niet kan worden gevergd dat hij het genot van de jacht verhuurt, of de jachthouder niet bij machte is de schade afdoende te voorkomen of te bestrijden; en - ook overigens de middelen die de grondgebruiker kan aanwenden - andere dan het geweer - niet baten. Of aan deze vereisten wordt voldaan, wordt beoordeeld door de vergunning-verlenende instantie, in bovenstaand geval de hoofdinge nieur-directeur (HID) voor Landinrichting, Grond- en Bosbeheer. In het algemeen wordt geen vergunning verleend indien: - gesteld wordt dat de jachthouder te ver weg woont of geen tijd heeft voor het voorkomen en bestrijden van wildschade; - de aanvraag betrekking heeft op wildschade aan kuilhopen (gras, mais). Deze schade kan de grondgebruiker zoals gezegd voorkomen door de kuilen deugdelijk af te dekken; - de aanvraag uitsluitend betrekking heeft op spreeuwen en mussen. Deze vogels vallen nl. onder de werking van de Vogelwet 1936. Voor het verkrijgen van de hiervoor vereiste vogelvergunning-G kan men zich wenden tot het hoofd van de plaatselijke politie of tot de contactambtenaar Vogelwet (per adres: hoofdingenieur-directeur voor Landinrichting, Grond- en Bosbeheer).

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1982 | | pagina 20