KLEINE GELE KLAVERSOORTEN Een laatste opmerking nog over het herkennen van klaproossoorten aan de "bladen, als er nog geen bloemen zijn. Dit is vrij lastig, als vuistregel kan gelden: Van gewone- naar kleine- tot ruige, hoe meer het blad gedeeld is. H.Maas, Kievitstraat 34, Hulst. Tijdens een excursie heb ik beloofd om de kenmerken van de meest voorkomende Kleine gele klavers eens op een rij te zetten. We bedoelen hier de soorten met de zeer kleine bloempjes, die maar een paar millimeter groot zijn en die in een trosje (hoofdje) van 1 cm bij elkaar zitten op de top van de bloeistengelVoor een beginnend plantenliefhebber is het lastig om deze soorten uit elkaar te houden, maar als men eenmaal een paar kenmerken kent, zijn ze in het veld duidelijk te onderscheiden. Er zijn drie soor ten die meer of minder algemeen zijn. Alle hebben zij het typische drietallige klaverblad (in een kleine uitvoering), maar bij deze soorten is het middelste blaadje langer gesteeld dan de zijblaad jes. Aan de voet van de bladsteel bevinden zich nog twee zeer kleine blaadjes, die anders van vorm zijn en steunblaadjes ge noemd worden. De soorten behoren tot de familie Vlinderbloemen, maar de bloemen zijn te klein om met het blote oog de familieken- merken duidelijk te onderscheiden., Het zijn de bladen, die ons er op wijzen, dat we met klaversoorten te maken hebben,, In volgorde van zeer algemeen tot minder algemeen onderscheiden we drie soorten: a) Hopklaver Deze is zeer algemeen en begint reeds in mei te bloeien. Bloeitijd: mei-herfst. Al spoedig zijn er op dezelfde plant zowel bloemen als vrucht jes aanwezig. De vruchtjes worden zichtbaar als de bloem blaadjes afvallen..en de plant is dan ook direct te herkennen, omdat de vruchtjes gekromd zijn en als een trosje kleine rup sen aan de top van de bloeistengel zitten. Deze soort behoort dan ook tot het geslacht Rupsklaver. De vruchttrosjes zijn in het begin groengrijs, maar worden later bij rijping zwart. De naam van de plant heeft betrekking op de bloeiwijze, die wel wat op die van Hop lijkt en waarvan de vrouwelijke bloemen ook zo'n dichte tros vormen. b) Kleine klaver. Deze soort is vrij algemeen. Bloeitijd: juni-herfst. De hoofdjes zijn niet zo dichtbloemig als van de beide andere soorten; zij bevatten minder dan 20 bloemen en de bloemen wij ken tenslotte in alle richtingen uiteen losbloemig) De bloemblaadjes blijven op de vrucht en worden bij het verdro gen bruin. Het bloeihoofdje maakt een duidelijk ijlere indruk, dan bij de andere soorten omdat het minder bloemen bevat (an dere 30-40) en de bloemen uiteen wijken. 105

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1982 | | pagina 27