gekonstateerde verwijdering van onderbegroeiing niet mag worden uitge legd als een mogelijkheid tot inkomsten uit de bossen. In goed overleg wordt onzerzijds of in onze opdracht een beheer gevoerd waarbij de instandhouding van de bossen wordt verzekerd. Daarbij is het noodzakelijk zo nu en dan te uitbundige onderbegroeiing tegen te gaan. Het daarbij vrijkomende dunningshout wordt weliswaar verkocht, maar de lasten overtreffen daarbij de baten. Bij een onlangs naar aanleiding van uw brief aan de bossen te Clinge en St. Jansteen gebracht bezoek, waarbij met name uw punt inzake verwijdering onderhout werd nagegaan, moesten wij konstateren dat inderdaad onderhout was verwijderd uit een oogpunt van bosbeheer. In geen enkele zin kan er echter sprake zijn van verwijdering ten behoeve van de houtproduktie en evenmin van een dermate verwijdering van onderhout (uiteraard uitgevoerd in een periode dat ter plaatse broedende of nestelende vogels daar geen hinder van ondervinden) dat in onze bossen geen voldoende gelegenheid meer aanwezig zou zijn voor broedplaatsen voor de door u genoemde vogelsoorten. Zoals wij telefonisch aan uw voorzitter reeds hebben meegedeeld blijven wij bereid in goed overleg ook met u ons te beraden over de uitvoering van onderhoud aan en in onze bossen te Clinge en St. Jansteen. Hoewel over de manier waarop bosbeheer c.q. -onderhoud plaatsvindt verschil van mening kan bestaan, behoeft uwerzijds geen zorg te leven over de vraag of houtproduktie bij onze maatschappij prioriteit zou kunnen krijgen. Zoals reeds eerder hierbij uiteengezet bestaat voor deze angst geen enkele reden. Het verdient wellicht zelfs aanbeveling dat u in voorkomende gevallen waarin u twijfelt aan de goede gang van zaken in ons gebied rechtstreeks kontakt opneemt met onze verantwoordelijke man ter plaatse de le machinist de heer P. de Vree of onze terreinopziener de heer G. Blaauwendraat (tele foon 01140 - 12023) Hoogachtend, NV Watermaatschappij ZUID-WEST-NEDERLAND (WMZ ir. P. Stoter, direkteur WAAROM BEZWAREN ONZERZIJDS? Moest het en moest het nu? De laatste vraag is gemakkelijk te beantwoorden: vanuit onze doelstellingen is het uitvoe ren van dergelijke ingrepen in de broedtijd volledig uit de boze en nooit te tolereren. Moet het? Als je houtproductie niet voorop stelt, ons inziens niet. Als je bovendien weet dat op de percelen waar recent Prunus gerooid is, de bodem kwaliteit zodanig is dat er nauwelijks enig loofhout wil groeien, uitgezonderd Prunus dan, dan ga je nog meer twij felen. Want, en dat is het kardinale punt, de WMZ-bossen zijn meer dan alleen maar bossen. 134

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1982 | | pagina 28