In het volle van het seizoen vingen we 300 kgr garnaal en - 50 kgr vis van allerlei soort. Het was tijwerk, dus alle dagen 1 uur later. We begonnen 's nachts om 12.00 uur, 's anderdaags om 13.00 uur was de dag af. De volgende <lag om 1.00 uur ver trekken enz. Ja er werd hard gewerkt en letterlijk de nagels van de vingers: het optrekken van het net, het uitrapen van de garnaal, 't ko ken en spoelen was alles handwerk. 300 kgr garnaal vangen met 'n scheepje van 9.50 m lang, was geen kleinigheid. Staf ben ik dankbaar, zeer dankbaar; hij heeft mij leren werken, aanpakken, niet tegenspreken. Hij was zeer vlug kwaad, maar 't ook weer vlug vergeten. Hij was één met de natuur. Staf kon de maan niet missen! Daar kon hij de tij en het weer op aflezen. Volle maan om 3 uur, hoog water te Doel. De tij van de luie elven, of: er zit veel gang in 't schof. Dit waren zijn woorden, en hij wist wat allerlei verschijnselen voor waarde hadden. Dit was het jaar 1952. In 1953 begon het seizoen iets anders. Wij begonnen op 15 maart. De gaten zaten nog in de dijken; men kon vanaf de Schelde recht streeks in de polders kijken. Eens heb ik 'n dak van 'n huis in t Schaar van Waarde zien drijven - er bovenop zat 'poes - dat uit de polders was komen buiten drijven; ook koeien zagen we op het watervlak. Het moet in april 1953 geweest zijn dat de K2 voor de laatste maal in de Braakman viste: er was nog 'n gat van 20 meter; kort daarna was de Braakman dicht. In september van dat jaar zag ik aan 't Konijnenschor, dus bij Saeftinghe, honderd vaartuigjes op 't goede mosselzaad vissen. Daar werd mosselzaad van bijzonder goede kwaliteit gevist. Men kwam er voor van Yerseke, Bruinisse en Tholen. Weer andere vissers waren de mannen uit Klundert en de Moerdijk; zij kuilden kleine visjes, Bliek genaamd. Die werden dan in torven gedaan en deze korven werden met lange touwen aan elkaar verbonden en overboord gezet. Twaalf uur later werden ze gelicht en pa ling van de beste kwaliteit werd in beunen gedaan om aan boord levend te houden. Ja onze Westerschelde van toen leverde de allerbeste vissoorten op. Spiering werd zoveel gevangen dat men ze niet aan de man kon brengen; die werd dan ook dikwijls gr.atis uitgedeeld op den Doel. Vanuit den Doel zag men het haventje van Prederik, daar was een suikerfbriek en er werden veel bieten verscheept. Ook in Valkenisse was zo'n getijhaventje evenals in Ellewouts- dijk en Hoofdplaat. Er heerste in deze haventjes veel bedrijvig heid. 'n Stukje romantiek wat ver achter ons ligt. - Dit waren mijn gedachten onlangs. Nu 1982: kijken we naar die Frederik dan zien we grote fabriekspij pen de lucht in gaan. De grote koeltorens van Doel domineren de hele omgeving. En niet te vergeten de afvoerleidingen van de fabrieken die uitmonden diep onde laagwaterlijnKunt IJ vertellen waarom? Ik heb afvoerleidingen zien aanleggen met een centimeterdikke 1 54

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1982 | | pagina 12