fc A
naar het vrouwtje, dat ik toen pas in de gaten kreeg. Zij zat
op hem te wachten, nam de prooi over en vloog zonder
aarzelen direct naar én in de Torenvalkkast (l)l
Zou ze daar "broeden, dan was dat voor mij een uniek geval voor
zover het ons gebied betreft. Nochtans dacht ik altijd dat de
Ransuilen broedden in het oude. kraaiennest. Na dit voorval
hoorde ik steeds een nasaal blazend oe oe oe geroep over en
weer. Een poosje later vloog het mannetje weer weg,waarschijn
lijk weer op jacht. Daarna vloog het vrouwtje weer terug naar
dezelfde tak en zette zich daar neer om op de volgende prooi
te wachten. Bij een inspectie, enkele dagen later, zagen we
één van de uilen weer in de kast zitten. De vogel had zich bij
zonder dik gemaakt door zijn veren uit te zetten. Naarmate we
dichter bij kwamen stak ze zich steeds dieper weg totdat alleen
de ogen en de oren nog net boven de rand uitstaken.
Het is typisch dat we het broedende vrouwtje nooit eerder ge
zien hadden, dat moet erop wijzen dat ze zich steeds tot onder
de rand weggestopt had. Overigens had ze deze avond steeds in
de kast gezeten in tegenstelling- tot 19 mei s'avonds. Dit is
goed te begrijpen als je naar de temperatuursverschillen van
deze avonden kijkt, nl18 C en 12 C resp. Misschien noodzake
lijk de jongen tegen kou te beschutten. Later in de schemering
hoorden we vanaf een afstand een paar maal de Ransuil roepen,
en hoorden we diverse malen geblaas vanuit de kast, hetgeen
erop zou kunnen duiden, dat de partner met voedsel arriveerde.
Op 23 mei had het veel geregend en het was redelijk koud toen ik
vantussen de struiken kast (i) aan het bekijken was.
Tot m'n grote vreugde zag ik plotseling twee jonge Ransuiltjes
boven de rand van de kist uitsteken. Met de verrekijker kon ik
duidelijk zien dat ze een grijzig donskleed hadden. Goed te zien
was dat de ene zich zat te poetsen, terwijl de andere veel in
de kast rondscharrelde. Het mannetje was waarschijnlijk wel weer
op jacht. Hij had het pu druk gekregen vanwege de jongen die
goed gevoed moesten worden. Daar-vóór tijdens het broeden van
het vrouwtje had hij ogenschijnlijk een lui leventje.
Kv^1
G.Sponselee was van dit alles inmiddels ver
wittigd en diezelfde dag trokken we s a-
vonds er met z'n vieren op uit om de jongen
te ringen. Verheugd waren we over het re
sultaat: nl. 3 jonge Ransuilen. Het gaf een
enorm gevoel van voldoening dat onze waar
nemingen sinds 30 maart niet voor "niets"
waren geweest, en dat onze verwachtingen
tenvolle zijn uitgekomen. Zeer bevredigend
was ook, dat niemand (behalve een pa-ar in
gewijden) op de hoogte waren van de aanwe
zigheid van de uilen zo dicht bij de open
bare weg. Typisch was dat van de drie
uiltjes (allen prachtig grijs-wit-wollig
met mooie oranje oogjes si duidelijke slui
er) er twee exemplaren al vrij groot waren,
terwijl het derde exemplaar min of meer een
162