nakomertje was, dat echter wel in goede conditie verkeerde» De oude vogels waren tijdens het ringen nergens te zien. Dit was de allereerste keer dat door G.Sponselee in Oost- Zeeuws Vlaanderen jonge Ransuilen werden geringd die in een kast grootgebracht zijn. Nadat ons ringwerk bij kast (i) voltooid was reden we naar de Hertogin HedwigpolderIn één van de Torentfalkkasten IVdaar, waren ook Ransuilen ontdekt. Enkele daeen tevoren waren daarin nog twee jongen gezien. We waren nu mooi in de gelegenheid om deze mee te ringen. Echter daar aangekomen, moesten we tot on ze spijt genoegen nemen met een lege kast. We waren enkele da gen te laat, de jongen waren verdwenen. Waarschijnlijk waren ze oud genoeg om uit te vliegen. Dat is best mogelijk daar een Ransuil al vroeg in het jaar aan het broeden kan zijn. Hij moet het namelijk hebben van lange nachten om voldoende te kunnen jagen. In de kast lagen wel veel resten van prooien zoals: Spreeuwenvleugels, Ringmus- en Rietgorskop, etc. De volgende dag had ik nog een uurtje over en wou dit besteden om Torenvalkkast (lil) te inspecteren. Ik wou nl. zekerheid hebben over wat er in feite in deze kast broedde. Tot nu toe had ik nog steeds het vermoeden dat er een paarje Holenduif in zat. Ik wandelde langzaam over de dijk, keek door m'n ver rekijker en ontdekte tot m'n grote verbazing één volwassen Ransuil met tenminste één jong erbij. Nu pas kon ik een goed verband leggen tussen dat wat ik 19 mei jl. gezien had en de ze bijzondere, verrassende waarneming. Nog niemand wist hier van en het duurde daarom ook niet lang alvorens ik andere hierover ingelicht had. Op mei werden de jongen o.l.v. G.Sponselee geringd. Het resultaat was: 2 vrij grote jongen. Nog geen we-ek later zagen we bij kast (i) dat één van de jon gen al buiten de kast en één ervan nog in de kast zat. Een derde jong konden we niet ontdekken. Zou dit "Nestdotje" uiteindelijk toch nog het loodje gelegd hebben? (Ook later hebben we nooit meer dan twee jongen gezien). De jongen maakten een typisch piepend geluid (het geknars van een niet geolied scharnier). Dat piepen is misschien opdat de ouders na de jacht de jongen, die gewoonlijk veel honger hebben, snel en gemakkelijk kunnen vinden» Dat gepiep kun je 's avonds zo tegen^ tegen") en tijdens het schemeren gaan horen, en kan zelfs tot in het donker blijven duren. Naar alle waarschijnlijkheid zal het wel de gehele nacht aanhouden. De jongen zijn lang afhanke lijk van de jacht van de ouders; dikwijls wel tot een dikke twee maanden na het uit vliegen. Op 30 juni liet één van de jongen zich uitgebreid bekijken. Even later vloog hij echter een stukje verderop. De jonge Ransuil kon toen practisch net zo goed vliegen als een volwassen vogel, en had alleen in de buurt van de oorpluimpjes nog wat nestdons zitten (duvelshaar)Na deze dag werden nog steeds piepende jongen waargenomen in de omgeving van hun geboorteplaats. Ze verbleven steeds in dicht struikgewas en wachtten daar op 163

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1982 | | pagina 21