DE BLAUWBORST
Inleiding
In het kader van de nieuw opgrich-
te Vogelwerkgroep is onderraeer een
onderzoek gedaan naar het voorko
ken van de Blauwborst, Luscinia
svecica de Zweedse nachtegaal)
in Oost Zeeuws-Vlaanderen
april 1982
Ook werden van een aantal mensen
aanvullende gegevens ontvangen
waarvoor zij hartelijk worden be
dankt
Methode
Zoals reeds is uiteengezet in de Steltkluut van april 1982,
bid.40 41werd voor ons onderzoek Oost Zeeuws-Vlaanderen
opgedeeld in 4 stukken, die dan op 2 data, 4/4 25/4
door groepen van 2 personen werden onderzocht. Hierbij wer
den alle gebieden bezocht die geschikt leken als blauw-
borstbiotoop nlrietvelden met hier en daar wat bomen of
struiken, schorren, moerasbosjes, ruigvegetatiesDeze ge
bieden werden 's morgens vroeg bezocht te beginnen 1 uur
voor zonsopgang, tot alle terreinen geïnventariseerd waren.
Daar de blauwborst in de eerste plaats opgespoord wordt
via de zang is het toch wel belangrijk deze goed te kennen.
Ook het
Er werd, voorzover mij bekend, geen gebruik gemaakt van
rekorders met de zang, om op deze manier de vogels te ont
dekken
Moeilijkheden bij het tellen.
1MANKRACHT.
Daar men bij de blauwborst gedeeltelijk gebonden is aan
een zgn. voorkeursinventarisatietijd (de periode dat de
vogels het meest zingen) en we met 8 man heel Oost
Zeeuws-Vlaanderen moesten tellen, is het duidelijk, dat
de telling hierdoor nadelig kan beinvloedt zijn.
Sommige waarnemers hadden geen of weinig ervaring met
de soort.
2. WEERSOMSTANDIGHEDEN.
Met name op 25/4 woei het veel te hard.
3. ONBEKENDHEID MET DE SOORT.
Er kan verwisseling optreden met de bosrietzangerdie
hetzelfde biotoop verkiest en een zang ten gehore brengt
die vaak verrassend op die van de blauwborst lijkt.
4. ZANG.
Deze kan soms erg zacht zijn.
19 5