DE FAMILIE KRAAI Ook het kaartje dat bij zijn artikel is afgedrukt bevat een sto ring. De Oosterweg is nlvolgens de stafkaart het eerste deel van de weg Clinge-Nieuw-Namen (overgaand in de Woestijnstraat). Op Peters kaartje is die naam door onbegrijpelijke oorzaak naar een parallelweg verschoven. (Niet volgens de stafkaart 1958/ 1960. Daar is het zoals op 't kaartje van Peter. Red.). Laten we trouwens streven zoveel mogelijk de juiste terrein namen te gebruiken aangezien een vergissing zo gauw gemeen goed wordt. Misschien zou zich eens iemand moeten gaan bezig houden met het inventariseren (en daarna rapporteren!) van de namen van onze terreinen. (Graag; hoe eerder hoe liever alle veldnamen vastleggen. Red.) Met name veel plasjes en bosjes zijn op de stafkaarten nog steeds naamloos terwijl bij omwonenden vermoedelijk meestal wel één of andere naam ingeburgerd zal zijn. Indien hiermee meteen aangevangen wordt kunnen die namen nog- op de eerstvolgende editie van de topografische kaart worden opgenomen, waarvoor men hier momenteel volop veldwerk aan het verrichten is. Andre' de Meyer, Turkeijeweg 8, 4515 RL IJzendijke. In deze tijd van het jaar zou ik de aandacht eens willen vestigen op, met name, onze Bonte kraai. Vooral de verschillende eigenschappen die deze vogel heeft, zoals zijn lichaamsbouw, zijn veren kleed, de scherpte van zijn zintuigen en de manier waarop hij zijn voedsel weet te bemachtigen. De Bonte kraai is in de wintermaan den op tal van plaatsen te zien. De kop, de keel en borst, vleugels, staart, snavel en poten zijn zwart, terwijl de rest van zijn romp asgrauw is. Als je de vogel op een afstand ziet zitten zijn het de zwarte delen die het eerst in het oog vallen, omdat het grijs wat meer op de achtergrond staat. Deze soort is echter gemakkelijk te on derscheiden van andere kraaiachtigen die meestal in zijn gezel schap te zien zijn: Roek, Zwarte kraai en Kauw. Het aantal Bonte kraaien dat in Zeeuwsch-Vlaanderen de winter doorbrengt bedraagt wel enige honderden. Ik volg de kraaien s avonds wel eens. wanneer ze rond een uur voor zonsondergang naar hun slaapplaatsen trekken. Dan kun je er een slag naar slaan hoeveel er ongeveer in onze omgeving vertoe ven. Deze tellingen moeten dan wel verschillende dagen achter een gedaan worden. Op het eerste gezicht lijkt het moeilijk, maar 201

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1982 | | pagina 27