WAARNEMINGEN OP ZEE
door M. Buise
Behalve heel veel water in allerlei kleurvariaties zal de aan
dachtige toeschouwer op volle zee nog heel wat leven bespeuren.
Toch viel .in september 1981 de Stille Oceaan op door haar stilte.
In tegenstelling tot enige jaren terug liet geen enkele grotere
walvis zich zien. Ook dolfijnen waren schaars op plaatsen waar
ze 4-5 jaar geleden met duizende te zien waren. Het verhaal gaat
dat'de Japanners een ware slachting onder deze dieren aanrichten
daar ze hen als voedselconcurrenten beschouwen. We hebben ze ook
regelmatig in de lading tesamen met Tonijn, Bonito, Zeebaars,
Barracuda, haaien en zwaardvissen. Deze worden dan in Japan omge
zet in blikvoer. Vliegende vissen en vogels waren er genoeg.
Op volle zee als trouwe metgezellen altijd een paar albatrossen
en later wat pijls ormvogels. 250 mijl uit de Amerikaanse kust
kwamen de eerste landvogels al aan boord gestreken: een heel leuk
Geel kwikstaartje met fraaie geel-zwarte koptekening, een Zil
verreiger, twee kanarieachtige en een soort strandloper.
Toch, wel de moeite, en je vraagtje af wat die beesten toch zo
ver op zee zoeken. Het had er geruime tijd niet meer gestormd.
Het valt altijd weer op hoe ver van land sommige vogels al te zien
zijn. Meestal zijn ze wel sterk vermoeid en daardoor niet erg schuw.
Dit hebben we eens een keer meegemaakt met een Roerdomp op 150
mijl uit de Chinese kust. Dit beest stond midden op één van de
luiken zonder enige beschutting en was te nade
ren tot op anderhalve meter aleer hij begon te
dreigen. Ook meevaren wordt regelmatig gecon
stateerd. Zo kregen we eens in februari 1981
nabij de Canarische Eilanden twee Tortelduiven
aan boord. Levend op al het graan dat na bela
ding te Antwerpen was blijven liggen, voeren ze
met ons mee naar Angola. Pas in Matadi langs
de Kongorivier (nadat het graan was gelost)
verloren we ze uit het o'og. Ook een Gele kwik
staart is op die manier eens honderden mijlen
verhuisd. Dit was van Malta naar halverwege de Rode Zee in april
1977. Beperken we ons weer tot de laatste reis. Na vertrek uit
Buenos Aires kregen we eindelijk de langverwachte walvissen in
zicht. Totaal zagen we op anderhalve dag zo'n dertigtal Potvissen,
solitair of tot 4 ex. bijeen. Eenmaal, een paar honderd mijl be
zuiden Kaapstad passeerden we een Buitrug.
Tijdens de maand januari 1982 voeren we weer op de noord-pacif ic
Ditmaal waren er weinig vogels of vliegende vissen doch meerdere
walvissen. Zo'n duizend mijl uit de Amerikaanse kust stootten we
op Grijze walvissen. Meestal waren het kleine groepjes van enkele
exemplaren. Eenmaal dook zo'n kolos vlak voor de voorsteven uit
het water op, klaarblijkelijk gestoord in z'n middagslaapje.
Een schouwspel was het, dat ik nog vaak hoop te mogen te zien.
M.A.Buise, Julianalaan 11, 4561 JA Hulst.
26