Zand etc.). In 1585 werden uit vermeend militair "belang langs
de WeSterscheldetoen nog Honte geheten, de dijken doorgestoken.
Grote gaten ontstonden en diepe geulen werden in de voorliggen
de polders uitgeslepen. Ook de dekzandruggen werden sterk aange
tast door het watergeweld. Er werden "bressen geslagen (o.a.
Boschkreek) en er was afslag en erosie. Behalve door verspoeling
door het zeewater vond er ook verstuiving van het dekzand plaats.
Door het zoute water was op veel plaatsen vrijwel alle vegetatie
afgestorven en kreeg de wind vat op het landschap, min of meer
vrij spel om zo te zeggen. Op die manier kunnen op sommige plaat
sen nieuwe windduinen zijn ontstaan. Na verloop van tijd werden
grote delen huiten de invloedssfeer van het zeewater gebracht.
Zo werden in het begin van de zeventiende eeuw Rieden- en Wil-
delandenpolder op onze dekzandrug "bedijkt". Gezien de hoogte
ligging zal dit bedijken niet veel meer zijn geweest dan het op
werpen van lage bekadinegn langs de noordkant. Een stuk van een
dergelijke bekading vinden we terug bij Driehoefijzers De top van
de rug zal weinig door het zeewater zijn beroerd. Het ervoor lig
gende land bleef nog lang ingevloeid en is pas laat definitief
herdijkt: Groot en Klein Perdinandus in 1787 en Beoosten en
Bewestenblij in 1790»
Met het voorgaande als uitgangspunt kunnen we nu drie mogelijk
heden aanstippen om de aanwezigheid en het ontstaan van onze
duintjes te verklaren.
- het kan een stuk ongerept dekzand zijn waarvan de topografie
niet is aangetast door latere beroeringen. De grote hoogte
verschillen zouden verklaard kunnen worden vanwege de door
braak van de Boschkreek
- het kunnen windafzettingen zijn, ontstaan na de inundaties:
verstoven dekzand dus (geen zeezand!).
- het kan ten dele een kunstmatige verhoging zijn als gevolg van
ophoping bij de afdamming indertijd van de Boschkreek.
5 1