HONDSKRUID
STAARTMEES
BEPLIJSTER
IJSSORS
FLUITER
18/10 50
26/4 1 m.
21 /11 5
28/8-30/8 1
Ziekenhuis Hulst PD
Terneuzen MCP
Saeftinghe JvH
Nieuw Namen TvdW
AFKORTINGEN: HC=Henk Castelijns,MCP=Marcel CapelloAB=André
BommelijnJvH=Julien van HooijeJP=Jaap Poortvliet,AvdW=Adrie
vd Wiel,WW=Wim Wisse, SP=George SponseleePM=Peter Maas,
MC=Marlies CastelijnsGS=Gerard SlobJM=Hans Molenaar, TvdW=
Theo vd WielPD=PDobbelaerJvdS=Jo vd SteenGvdW=Gerard vd
Wiel,0V=0.de Vries,JS=Jon vd Sande
Begin juni 1 982 fietste ik op een mooie dag langs een weg
in de buurt van Terneuzen. Ik keek zo nu en dan in de berm
en naar de sloot om te zien of er iets interessants stond
wat planten betreft. Mijn aandacht werd getrokken door een
kleine rode bloem aan de overkant van de sloot.
Ik dacht eerst aan een rode klaverbloem, maai' toen ik van
m'n fiets was gestapt om het beter te bekijken, zag ik dat
het een orchideeè'nsoort was.
Na determinatie van het plantje bleek het de zeer zeldzame
Anacamptis pyramidalis te zijn, ook wel Hondskruid genoemd.
Er stond één klein exemplaar en dit bestond uit een aar
met 16 purperrode bloempjes in pyramidevorm gerangschikt.
De Flora van Nederland van Heukels- van Ooststroom vermeldt:
Bladen lijn- lancetvormigde bovenste klein, schutblad
achtig, ver van elkaar. Aar eerst kegelvormig, later eivor
mig tot rolrond. Bloemdek helder purper, zelden lichtpurper
of wit. Lip 3-lobbig of 3-spletig, met langwerpige slippen,
aan de voet van boven met 2 rechtopstaande plaatjes.
Spoor draadvormig, even lang als of langer dan het vrucht
beginsel. 0,30-0,60. (een kruidachtige, overblijvende
plant) juni, juli.
Grazige duinhellingensoms tussen struweel of in duinbos
in Duiook in Z-Limburg. Zeer zeldzaam. Vroeger bij Nij
megen. De soort is in Nederland de laatste tijd nogal
achteruitgegaan
Voor 1950 was ze nog in 21 uurhokken vertegenwoordigd
(üFK3). Na 1950 nog slechts in 4 uurhokken (UFK2resp.
bij Noordwijk aan Zee, Wijk aan Zee, Wassenaar en in
Z-iLimburgorchideeënstreek bij uitstek, waar maar één
recente groeiplaats bekend is. Het verloren gaan van de
groeiplaatsen in Z-Limburg heeft vooral als oorzaak de
mergelontginning
Vorst, extreme droogte en konijnevraat kunnen de soort
ongunstig beinvloeden. Ook verstuiving, vergraving-
DOORW. KARMELK
71