Tenslotte moeten er twee heel bijzondere soorten genoemd worden, welke vroeger in Zeeuwsch Vlaanderen ongetwijfeld algemener moe ten zijn geweest, maar die nu nog slechts op heel enkele groei plaatsen voorkomen. Dit geldt zeker voor de Grote wilde thijm maar nog sterker geldt dit voor de Ruige anjerWaarschijnlijk vormt de Fortdijk een van de laatste groeiplaatsen in onze streek, van deze ook landelijk gezien, zeer zeldzame soort. Nogmaals: het is slechts een greep uit het totale aantal dat is gevonden (meer dan 100 verschillende plantensoorten). Gevreesd moet worden dat wanneer het beheer zoals dit de laatste jaren geschiedt, voortgezet wordt, dat dan het aantal soorten drastisch zal verminderen. Het eerst verdwijnen de kritische soorten. Niemand weet welke soorten er inmiddels al verdwenen zijn. Binnenkort staan ook de Ruige anjer en de Grote wilde thijm op het lijstje om te verdwijnen, en er zullen er nog vele volgen, tenzij Tenzij de Fortdijk goed beheerd gaat worden. De verruiging van de vegetatie moet gestopt worden en teruggedrongen. Dit kan worden bereikt door in ieder geval niet meer te branden. Daarnaast zal de vegetatie gemaaid moeten worden (én afge voerd!) zodat er een verschraling van de bodem ontstaat. Hierdoor worden soorten als Kweek, Kleefkruid en Grote brand netel teruggedrongen, terwijl soorten zoals.b.v. Kamgras, Reuk gras en Goudhaver terrein zullen winnen. Het is wenselijk om, als het huidige bomenbestand éénmaal gerooid is, er op de Fortdijk geen meer terug te planten. Hooguit op het noordelijk tallud, maar zeer zeker niet op het zuidelijke. Het is de vraag of dit beheer uitgevoerd kan worden door er een "normaal" agrarisch beheer op uit te oefenen. Voor een boer is dit waar schijnlijk economisch niet haalbaar. Aankoop door een natuur beschermingsorganisatie biedt misschien mogelijkheden, maar dan moeten die wel daadwerkelijk het beheer ter hand kunnen nemen. Helaas moet geconstateerd worden dat deze organisaties (Het Zeeuwse Landschap, Staatsbosbeheer) steeds weer in hun finan ciële mogelijkheden tekort schieten. Een goed beheer zal daar om steeds moeilijker uitvoerbaar worden. Laten we hopen dat op korte termijn meer geld beschikbaar komt voor dergelijk werk, zodat de soortenrijke vegetaties op deze dijken weer beter tot ontwikkeling kunnen komen. Tenslotte moet nog een ander aspekt genoemd worden. De Fortdijk wordt langs de zuidzijde begrensd door een weg. Voor het groot ste deel is deze onverhard en wordt door weinigen gebruikt. Met de huidige mode, om alle wegen en weggetjes te verbreden en te verharden, ligt het in de verwachting dat ook deze weg te zijner tijd verhard zal worden. Dit zal echter leiden tot een ernstige aantasting van de vegetaties, niet alleen vlak langs de weg in de bermen, maar ook ond'erlangs de dijk. En dit vormt nu net een groeiplaats voor vele bijzondere plantensoorten. Hopelijk kan deze verharding achterwege blijven, want de onver harde weg vormt een fraai landschappelijk geheel met de Fort dijk, en is het voor die paar mensen nu zo moeilijk om een ein dje om te rijden?

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1983 | | pagina 19