luw en opvallend veel Koekoeken. Deze vogels zijn mogelijk meegevoerd met de in deze tijd sterke vanuit het zuiden noord waarts gerichte luchtstromingen, waarin zelfs "Sahara stof" meegevoerd werd (zie literatuur 2) Resultaten 1980 t/m 1983 Van de waarnemingen uit 1980 t/m 1983 is een overzicht samen gesteld wat te vinden is op pag.29 In deze tabel zijn de diverse eerste data per soort opgenomen en zijn de rest van de waarnemingen samengevat (ook nagekomen waarnemingen!Door middel van verschillende symbolen is ge probeerd deze samenvatting wat overzichtelijker te maken. Bij de samenvatting meet men er rekening mee houden, dat b.v. 1C vogels op één dag voor waarnemingen gehouden zijn. Konklusies navier jaar onderzoek 1De aankomst van zomervogels is sterk weersafhankelijk. Erg gunstig lijken periodes met veel (zuid)oosten en zuiden niet te harde wind gepaard gaande met zacht en zonnig weer. Dit heeft tot gevolg dat de vogels rugwind hebben bij de trek, en bovendien gemakkelijk tot zang overgaan waardoor ze, eerder opgemerkt worden. Ekstreme omstandigheden met sterke lucht stromingen kunnen eveneens vogels meevoeren, maar deze komen niet jaarlijks voor. 2. De lijst van winterwaarnemingen van zomervogels wordt jaar lijks langer. Dit ligt ongetwijfeld aan de zuidelijke ligging van Zeeuws-Vlaanderen t.o.v. de rest van Nederland in kombi- natie,met de matigende invloed van de Schelde. Tijdens de onderzoeks periode werden 9 soorten in de winter waargenomen. Hierbij kunnen we Zwarte roodstaart en Paapje voegen, welke in de jaren vlak voor het begin van het onderzee! 's winters waargenomen werden, wat het totaal op 11 soorten brengtDit is meer dan een kwart van het aantal gevraagde soorten! Hierbij dient opgemerkt te werden dat soorten die in de rest van het land doorga.an voor zomervogels zoals Grutto, Oeverloper, Groenpootruiter en Kleine strandloper niets eens meegenomen zijn omdat ze 's winters jaarlijks waargenomen worden 3. Het is opvallend dat de winterwaarnemingen van Tjiftjaf en Zwartkop meestal in de omgeving van bebouwing plaatsvinden. De reden hiervoor kan tweeërlei zijn, namelijk de vogels die beschutting zoeken of de waarnemer die vanuit zijn beschutte positie bij gebrek aan grote watervogels dan maar op de kleine vogeltjes gaat letten. Meestal worden deze waarnemin gen niet eens genoteerd en velen zijn dan ook mondeling door gegeven 2 7

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1984 | | pagina 13