Maar ja, wat heb je nu aan zoiets nog. Dat schijnt niet meer te passen in de economische welvaart en misschien ook niet meer te passen in het polderlandschap. Zodoende is men (het waterschap) begonnen om het weiland en dat dijkje af te breken. Niet ineens natuurlijk, dat zou teveel in de gaten lopen. Nee dat doet men in etappes, om de paar jaar een stukje. Zo kreeg men weer wat kaal land er bij Deze winter is weer een stukje verdwenen, zo'n 150 meter van de goede grond van het dijkje afgegraven en verspreid over andere goede grond. Het weggetje naast het dijkje en ook verder is omgewroet en dat leverde een stukje land met veel puin en stenen op. Naast dat omgewroete weggetje werd een nieuw weggetje gemaakt dat één dezer dagen wel geas falteerd zal worden. Naast dat weggetje werd een diepe sloot gegraven. Straks is het slootwater goed voor het vullen van de gifmachines voor de landbouw. De gele plekken zullen het aanwijzen. Ik vraag me in alle gemoede af hoe men bij zoiets komt wat heeft men daarmee gewonnen? Vroeger had het waterschap geen onkosten aan de situatie. Het heeft tienduizenden guldens gekost om de situatie te veranderen. Dat blijft nu geld kosten voor het onderhoud. Nu weet ik waar ik aan mee moet betalen. Er rest nog een stukje dijk van ongeveer 150 meter. Dat willen de ambtenaren van het waterschap ook laten verdwij nen. Is het werkverschaffing? opruimingswoede? Ik weet het werkelijk niet. Echter de eigenaar van dat stukje dijk wil het niet laten opruimen. Argumenten als "dan hebt u een vrij uitzicht naar de zeedijk" en "we zullen de zaak netjes behandelen en egaliseren" enz.hebben de eigenaar niet over kunnen halen. Het zijn ook onzinnige argumenten. Ik kan met de beste bedoelingen van de wereld niet begrij pen wat het waterschap bezielt met deze opruimingswoede. Ik mag gaarne hopen, dat het waterschap hier zijn zin niet krijgt. En zeer zeker ook niet met andere dijkjes, want er zijn er nog meer in de buurt. Dag dijkje, dag vogels, dag bloemen, dag waterschap!II J.J. de Vos, Marijkstraat 20, 4532 BN Terneuzen. 97

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1985 | | pagina 35