OPMERKINGEN BIJ DE GRAFIEK: 1 Men moet zich realiseren dat deze getallen minimale aantal len weergeven. Er worden namelijk altijd paren over het hoofd gezien, toch zeker als men bedenkt dat de kerkuil een zeer verborgen levende vogel is 2. Er is niet altijd even intensief gezocht naar de kerkuil. Zo is van voor de jaren 70 weinig bekend uit onze regio. Om deze reden zijn er dan ook voor deze jaren geen succes volle broedgevallen bekend 3. Volgens de literatuur (1waren 1969 en 1973 slechte mui zenjaren, en was 1976 plaatselijk een slecht muizenjaar. Deze "slechte" jaren zijn in de grafiek goed terug te vin den. Ook is de strenge winter van 1979 van invloed geweest op het aantal broedparen. Zoals gezegd heeft een slecht muizenjaar een nagatieve in vloed op het aantal broedgevallen. Deze slebhte muizenjaren kunnen verschillende oorzaken hebben, maar resulteren allen in een afname van het aantal muizen, waardoor vele kerkuilen omkomen door voedselgebrek. Een voorbeeld: De intensivering van de landbouw. Deze intensi vering heeft geleid tot een sterke vermindering van de moge lijkheden voor de kerkuil om voldoende voedsel te bemachtigen. Zo is met name het aantal veldmuizen en bosspitsmuizen alle bei (zeer geliefde) prooien van de kerkuil gedaald, waardoor vele kerkuilen het zwaar te verduren hebben. Veel regenval in januari en februari resulteert ook, vooral in laaggelegen gebieden, in een achteruitgang van het aantal klei ne zoogdieren (l Ook is de tijdelijk negatieve invloed van een strenge winter (1979) in de grafiek op te merken. Door langdurige sneeuwval wordt de jacht op muizen en spitsmuizen bemoeilijkt, met wederom het gevolg: dood door voedselgebrek. 10 aantal broedgevallen geslaagde broedgevallen 65 66 67 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 JAAR v 1 4

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1986 | | pagina 16