DE TORENVALK IN 1984
DOOR M A. BUISE
We beginnen met het traditionele overzicht van de voornaam
ste gegevens van de afgelopen jaren, bijgewerkt tot en met
31 december 1984 (met eventuele aanvullingen uit voorgaan
de jaren)
wild
bew
kasten
getelde
geringde
nesten
kasten
totaal
j ongen
j ongen
1 972
4
0
1
1 1
-
1 973
11(13)
1
1 3
28
-
1 974
12(14)
6
43
35
-
1 975
15(17)
1 3
57
50
-
1 976
1 5
20
60
73
-
1 977
9(10)
30
68
1 08
52
1 978
6(7)
51(52)
86
1 59
•91
1 979
1 2
39
86
83
27
1 980
1 2
34
86
96
23
1 981
1 8
50
86
1 54
89
1 982
1 8
47
1 00
1 59
82
1 983
14
53
1 09
1 77
88
1 984
14
51
1 1 5
1 47
1 08
Ten opzichte van 1983 is er een lichte afname in het aantal
geconstateerde broedgevallen van de Torenvalken terwijl het
aantal beschikbare nestkasten groter was dan ooit tevoren.
Met een gering aantal mogelijke broedgevallen (Kuitaert,
Van WijckhuisepolderGroot Eiland) zal het totaal zo te
gen de zeventig broedparen bedragen hebben.
De groei is er de laatste vier jaar duidelijk uit.Toch
komen we er voor zo'n toch wel vrij open landbouwstreek
nog lang niet zo slecht van af. De dichtheid bedraagt ca.
0.14 paar per 100 ha (OZVL 495 km2).
Vergelijk: ZW-Drenthe (220 km2) 0.30, Winterswijk 166 km2)
0.10, ZW-Veluwe 118 km2) 0.47, Z0-Veluwe (140 km2) 0.13,
Z0-Limburg (290 km2) 0.1 6.
(resp. Van Dijk van Os, 1982; Hustings Schepers, 1984;
Bijlsma, 1980; Lensink, 1983; Hustings Schepers, 1984).
In het uiterste oosten van het gewest was er een opvallende
terugval. Normaal hebben we hier een hoge dichtheid en dit
was ook nu het geval. 13 van de 32 beschikbare kasten werd
bewoond (0.30 pr/lOOhaIn 1983 waren dat er bv. 14 van
de 30. (Buise1984).
Er werden echter naar verhouding bijzonder weinig jongen
grootgebracht namelijk 2.4 per kast (4 gevallen mislukten!).
In een ander gebied waar we gewoonlijk een tamelijk hoge
dichtheid vinden, de zandstrook die de grens vormt met Bel
gië, werden normale resultaten geboekt.
1 8