"Met een grote kraan en dito bak uitgebaggerd, vol zand uit
de Schelde gespoten een dijk erover en verdwenen waren ze"
Om de woorden van Ed Steijns, 1977» te gebruiken.
Toch zijn er nog veel overgebleven als we het kaartje be
studeren en vaak met klinkende namen zoals: Kleine Weel
(24) ook wel Weel van Patut genoemd, de Val (2), Grote Weel
(23), Kareltjesgat (27), Kapersgat (26), Rooskes Weel (5)»
Keizersputje (37), Schapersweel (8), Kriekputten (13 en 14),
Valput (1 Putjes van Koek, (1 5) Put van Mattijske (15 en
16), Put van Michielsen (19) en de Put van Waes (36).
Verder zijn er twee nauwelijks waarneembare resten van wie
len in de Oude Eglantierpolder (33 en 34), en naamloze wie
len, doch daarom niet minder fraai, in de Havenpolder (18),
te Margrette (32), bij de "Ratte" (35), Lamswaarde (9), in
de Steensedijk (21en bij Saswijk (28).
Deze laatste is mogelijk een wat groot uitgevallen drinkput.
Sommige van deze wielen zijn fraai gelegen met smalle riet
kragen, wat struikjes, een paar knotwilgen, temidden van
grasland. Veel worden er echter verpest door clandestiene
vuilstort gemeentereiniging neemt alles mee, en reini
gingsrechten moet je tóch betalen!l), vissteigers in aller
lei vormen en maten, verruiging door afbranden van de vege
tatie, inploegen van oeVers, scheuren van grasland eromheen,
rooien van bosjes en bomen, rechttrekken van oevers en ga
zo maar door. Toch is de natuurwetenschappelijke waarde,
ondanks het betrekkelijk klein oppervlak, veelal groot.
Aan vogels ontbreekt het er nooit: Meerkoet, Waterhoen,
Wilde eend, Rietgors, Kleine karekiet zijn vaste klanten.
Ook Rietzanger, BosrietzangerSlobeend,.Steenuil, Zomerta-
lingTafeleend, Witte kwikstaart, Gele kwikstaart, Grutto,
WinterkoningHeggemusGroenling, Kneu, Spotvogel, Ture
luur en Kieviet zijn er als broedvogel vastgesteld.
Door hun visrijkdom trekken ze geregeld een Blauw reiger
aan, of een enkele keer een IJsvogeltje.
Regelmatig ziet men er de Kiekendief een rietkraag afstropen
of een groepje eenden luid snaterend op de plas ronddobbe
ren. Ook botanisch hebben ze belang. De oevervegetatie kan
erg rijk zijn zeker als er zoet-vochtige invloeden zijn
(orchideeën). Andere wielen waren of zijn juist lichtbrak
doordat ze lange tijd met zoute kwel te maken hadden (wiel
KreverhilleEen rijke vegetatie trekt een gevarieerd in
sectenleven aan en deze op hun beurt vormen weer voedsel
voor vogels en andere dieren. Vooral de aanwezigheid van een
paar knotwilgen kan erg verrijkend werken. Een gespitst
waarnemer kan er talloze levensvormen ontdekken die alle
maal op één of andere manier met elkaar te maken hebben.
Het is jammer dat het beeld van een paar oude "tronken"
langs de waterkant hoe langer hoe meer een herinnering gaat
28