verhongerd 1x en twee jongen zijn dood in het nest achtergebleven, waarvan één door steniging om het leven is gekomen.' 1 (Deze laatste twee meldingen zijn niet in fi guur 1 verwerkt). 14 exemplaren (27$) werden opgevangen en na controle van het ringnummer weer losgelaten. Vaak was ie conditie van deze vogels matig (verhongerd, ziek of ge wond). Daarnaast werd één valk in afwachting van een pro ces tegen de "vinder" opgenomen in een asylDeze zal la ter weer worden losgelaten. Een leuke bijkomstigheid is de melding van een vogel op 24 mei 1 983 met een broedsel uit de Zuidspaardammerpolder nabij Haarlem. Deze vogel was als nestjong geringd op 19 juni 1982 in de Van Alsteinpolder Jonge Torenvalken verlaten de nestomgeving veelal voor de oudervogels en kunnen zich dan opvallend snel en ver ver plaatsen. Er zijn gevallen bekend dat ze binnen hun eerste levensjaar meer dan 1000 km wegtrokken. Toch zijn de Nederlandse Torenvalken, in tegenstelling tot bijvoorbeeld hun Scandinavische soortgenotengeen echte trekkers. Buiten de broedtijd zijn het zwerfvogels. Tussen onze resultaten bevinden zich echter twee zeer opmerkelij ke staaltjes van zwerflust, - Een op 19 juni 1978 te Absdale als nestjong geringde vo gel werd 9 dagen later, op 26 juni al terug gevonden te Ee in Friesland, 270 km ver weg.' - Een op 26 juni 1 984 in de Wilhelmuspolder bij Walsoorden als nestjong geringde vogel vloog zich 7 dagen later op 3 juli dood tegen een traliehek van de Eemscentrale in Groningen, 300 km ver wegl In beide gevallen betrof het vogels die tijdens het ringen liet volgroeid waren. Met name de vogel uit de Wilhelmus polder had nog vrij veel dons over het verenkleed. De jon gen zijn stellig veel te vroeg uitgevlogen en weggetrokken. Ze kunnen nauwelijks enige ervaring hebben opgedaan. Normaal blijft een nest Torenvalken ongeveer een maand of zelfs langer nabij het nest en de ouders rondhangen, en krijgen ze onderricht in het jagen etc. Het kaartje (figuur 2) toont alle terugmeldingen. Opvallend is dat het gebied waarin terugmeldingen zijn gedaan zich voornamelijk in noordzuid-richting uitstrekt. Ze vertonen (vooralsnog) nauwelijks neiding om zich over grotere af stand in oostwest-richting te verplaatsen. Opvallend is ook dat meer dan de helft van het aantal gemelde jongen bin nen een straal van 50 km van hun geboorteplaats, hetzij le vend hetzij dood, is aangetroffen. Dit sluit aan bij onder zoek elders. Onderstaande tabel geeft het aantal terugmel dingen per leeftijdsperiode van 6 maanden en afstanden per 50 km opklimmend. 89

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1986 | | pagina 27