deze vondst te accepteren. Voortzetting van het mycolo- gisch onderzoek door de Meijer vond plaats in de periode half juli - half november 1982. Hierbij werd voornoemd weilandje ook bezocht. Éénmaal slechts, omdat bleek dat het om een intensief met rundvee beweid raaigrasweiland ging en het voorkomen van wasplaten hem uitgesloten leek. De Meijer trof alleen de Weidekringawam (Marasmius oreades) aan. Hij vreesde dat deze ten onrechte voor Weidewasplaat was gehouden (mond.med.Beide soorten vertonen in hun uiterlijk een zekere overeenkomst. Vergelijk hiervoor de afbeeldingen in Lange (1 974) op pag.77 en pag115De enige andere mogelijkheid leek hem dat het weiland na 1974 radikaal van karakter veran derd is, vooral ook omdat Buise (1 977) nog meer wasplaa.t- scorten uit die hoek van het Groot Eiland vermeldt: (Hygrophorus psittasinus) er. Sneeuwzwammetje (Hygropho- rus niveus). De eerste soort is tamelijk onmiskenbaar en wordt vaak in gezelschap van Weidewasplaat aangetrof fen. Het Sneeuwzwammetje is door beginners gemakkelijk te verwarren met één van de in graslanden voorkomende witte trechterzwammen (Clitocybe spec.) (de Meijermondmed en wordt minder in het gezelschap van Weidewasplaat ge- zier (Arnolds 1980 In Nederland is het overgrote deel van de wasplaten vrij wel beperkt tot zogenaamde "Hyrophorusgraslanden" Dit is een nogal zeldzaam geworden milieutype. De vegeta tie vertoont een karakteristieke structuur: De kruidlaag is gedurende het grootste deel van. de vegetatieperiode kort en/of ijl; het patroon is fijnkorrelig (geen domi nerende soorten)doorgaans is de vegetatie soortenrijk en de moslaag is zeer goed ontwikkeld (Arnolds 1980 Gerr.eenscappelijke milieu.kenmerker zijn een geringe dynamiek ter. gevolge van maaien of begrazing en een gelijk blijven van deze dynamiek over vele jaren, dus door sta biliteit van beheer. Binnen deze beperkingen omvat de term Hygrophorusgraslanden" een scala van vegetatietypen variërend van sterk zure heischrale graslanden tot basische graslanden op krijthellingen. er. van droge zandige duinweiden tot hooilanden op matig vochtige, lichte ri- vierklei. Op mycologisck gebied worden ze gekenmerkt door het voorkomen van meerdere Hygrophorus(wasplaat-en ook Entoloms. sa.ti jnzwam- soorten. Arnolds (1 980) gebruikt als praktisch kriterium voor het toekennen van deze sta tus het gemeenscha.ppelijk voorkomen van tenminste 3 wasplaatsoortenMeestal gaat het optreden, van wasplaten in een grasland gepaard met het voorkomen van vele andere ten dele karakteristieke en zel.dzamepaddestoelen en ho gere planten 1 30

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1986 | | pagina 24