OVER ROKEN EN NATUUROBSERVATIE DOOR J. LIEVENS Ruim tien jaar geledën heb ik er het roken aan gegeven. Het was een mengeling van stoerigheid en vrees om anders die pijp te vroeg aan Maarten te moeten geven. En meteen ook een signaal dat je wat aan je levensstijl wil doen. Ik moest toen voor mijn werk erg veel autorijden. Lange saaie ritten. Om maar niet steeds aan dat peukje te moeten denken, ging ik al rijdend eens heel nadrukkelijk rondkijken. We reizen om te leren. Ter hoogte van het kanaaleiland van Sluiskil zag ik plots een hele kooi eenden drijven. Veel en mooi! Nooit eerder op gelet. Maar ik lette ook niet op die Peugeot vlak voor me die afremde voor een bietenwagen Hoe vertel ik het mijn vrouw? Zij geloofde niets van mijn belangstelling voor die wonderen der schep ping. Met gekwetste trots en gewekte belangstelling - het ene van mijn vrouw en het andere door de eenden - spreek je dan met je zelf af dat je natuurliefhebber bent. Wellicht is dat de belangrijkste stap. Het volgende duurt iets langer. Hoe kan je nu in 's hemelsnaam een merel onderscheiden van een lijster en een lijster van een leeuwerik en die van een graspieper en die van een mus en die van In dat handige en kleurige gidsje staan wel 2000 afbeeldingen. Onbegonnen werk. Je blijkt op den duur een huismus (passer domesticus, staat er deftig in dat boek je) aanzien voor een heel exotische wevervogel. Toch ga je langzaam maar zeker beter kijken. Vooral omdat steeds duidelijker wordt dat er zo veel te zien is. Een prachtig spel tijdens taaie vergaderingen die je plichtsbewust bijwoont voor de baas: je kijkt uit het raam en je ziet een vogel. Altijd raak. Is het niet dichtbij, dan verder weg. En zie e niets, dan hoor je er een. Dan maar proberen er achter te komen welke naam er bij hoort. Uiteraard blijf je ook bij de les van de baas. Het oudste Nederlandse vogelgidsje heet "Zien is kennei"Waarempel het is zo. Gaandeweg ontdek je, enkel door goed te kijken, typische kenmer ken en een grote verscheidendheid in uiterlijk gedrag van die alomtegen woordige beestjes. Een goed hulpmiddel - wellicht ook onmisbaar - is de steun van meer ervaren vogelkijkers en uiteraard een eenvoudige verre kijker. Een en ander is niet alleen blikverruimend, maar ook van belang m te leren observeren en gericht te kijken. Je maakt kennis met de Steltkluut. Aanvankelijk wat onwennig ga je naar 'een geleide wandelexcursie. De excursieleider blijkt zich te richten op de minst bedreven deelnemer. Hierdoor gesterkt ben ik aan die wandel ingen gaan deelnemen. Met een enthousiasme waar mijn chef jaloers op was. Tevens bleek je mee te kunnen doen aan diverse lezingen, tot zelfs hele cursussen toe. Trots als een aap kon ik een paar jaar later het thuisfront melden dat ik niet slechts een slecht chauffeur was met een hekel aan Peugeots, maar ook iemand met een heus diploma van IVN-natuurgidsGewoon een kwestie van doorzetten. Intussen was ook duidelijk geworden dat er in de natuur veel meer te be leven is dan vogels. Gelukkig maar. Want vogels zijn ongedurig en nog 59

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1987 | | pagina 29