vele honderden mensen die ooit in het verleden de moeite hebben genomen om hun waarnemingen vast te leggen. In het najaar van 1981 werden de eerste stappen gezet tot de totstandkoming van dit boek. We kunnen stellen dat het een zware klus is geweest. Het is dan ook vooral te danken aan 2 mensen die er op een gegeven mo ment hun schouders onder hebben gezet, dat het boek nu het levenslicht kan aanschouwen. Die 2 mensen zijn 'oude bekenden': Mare Buise uit Hulst en Franklin Tombeur uit Gent. Zij hebben het gepresteerd om in een betrekkelijk korte tijd een resultaat neer te leggen wat er zijn mag. Het basis materiaal waaruit ze konden beschikken bestond uit vele 100-duizenden waarnemingen en het is hun gelukt om deze hoeveelheid informatie zodanig te verwerken dat er een overzichtelijk en verantwoord verhaal uit te voor schijn kwam. Zeker is het ook wetenschappelijk verantwoord, tot in de kleinste details. Ieder zinnetje dat op papier kwam werd gewikt en gewogen, gecorrigeerd en nog eens herschreven, nog eens gechequet met literatuur uit binnen- en buitenland. Elke kaart of grafiek werd keer op keer gekontroleerd en iedere punt of komma is weldoordacht geplaatst. Natuurlijk zijn er ook meerdere mensen betrokken geweest bij dit projekt, maar Buise en Tombeur zijn steeds de centrale mensen geweest die verreweg het grootste deel van al het werk verzet hebben. Ongetwijfeld spreek ik ook namens 't Duumpje wanneer ik ze beiden vanaf deze plaats onze bijzondere dank wil uitspreken voor al hun inzet, energie en vooral tijd die ze er in hebben gestoken. Ze hebben een boek samengesteld dat ongetwijfeld hét standaardwerk zal zijn over vogels in Zeeuws- Vlaanderen en als zodanig denk ik dat het boek tot ver in het jaar 2000 dienst zal doen. Het is juist vandaag van belang om na te gaan wat de betekenis is of zou kunnen zijn van een dergelijk boek. We kunnen daaraan twee facetten onderscheiden. Allereerst is het geschreven vanuit een optiek van vogelstudie. Het geeft aan hoever we tot op dit moment gevorderd zijn met ons onderzoek naar de in Zeeuws-Vlaanderen voorkomende vogels. En daarmee geeft het ook aan wat we nog niet of nog niet precies genoeg weten. Dit boek zal dan ook tot gevolg hebben dat er op nieuw een impuls komt tot nader onderzoek. En uiteraard zal dat onderzoek steeds beter moeten worden. Vat dat betreft zijn we de laatste jaren goed op weg, om maar eens enkele termen te noemen: broedvogelmonitoringprojekt, punt-transekt-tellingen, interna tionale watervogeltellingen, simultaantellingen, enz. Maar een tweede facet aan dit boek is eigenlijk nog veel belang rijker. Het is namelijk ook geschreven vanuit een natuurbescher mingsgedachte, en daarbij haast ik me om te zeggen dat die vogels die vandaag zo centraal staan slechts een onderdeel vormen van de totale ons omringende natuur. Veel zaken laten we noodgedwongen buiten beschouwing, maar het zijn wel zaken die de nodige aan dacht verdienen. Denkt u daarbij b.v, aan flora vegetatie, dag vlinders, kleine zoogdieren w.o. vleermuizen] kikkers, padden, s 144

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1988 | | pagina 16