EEN KNEUTJE IN DE HEG door W. de Koek 14 april 1987. Een lente-ochtend die me steeds zal bijblijven. In mijn straatje is de eerste Huiszwaluw weer gearriveerd. De tuin staat vol bloeiende Narcissen en vroege Tulpen. Vlinders als Dagpauwoog, Kleine vos, Citroenvlinder en Klein witje zijn nu geen zeldzaamheid meer. Ook de Honingbijtjes en de hommels zitten weer op de Blauwe druifjes. De' zon zet alles in een gouden gloed. Werkelijk een schitterende dag. Trouwens, die dag was toch al goed begonnen. Sinds ik niet meer gebonden ben aan een wekker, die mijn dag probeert te bederven, wordt ik nu op een natuurlijke wijze wakker en bepaal daarna of het tijd is om op te staan. Maar deze dag is anders, héél anders. Door het open bovenraam hoor ik vogelzang. Nee, niet van Merel, Zanglijster of Heggemus, want die hebben nu andere bezigheden. Warempel, 't is een Kneutje, dat het dak tegenover mijn huis als zangpost heeft uitgekozen. Is er een zaliger manier van wakker worden? Dergelijke aubade is me nimmer ten deel gevallen! Het gebeurde dat het huis tegenover mij nu voor langere tijd leeg staat. Dergelijke rustige omgeving trekt natuurlijk vogels aan. De laurierheg is manshoog en dicht genoeg om een nestje te herbergen. Dat hadden die Kneutjes dus in de gaten. In alle vroegte werd het nest gebauwd en iedereen moest nu maar eens duidelijk horen dat deze stek bezet was. Zo mocht ik dan een paar weken genieten van die kneutjes-zang. Doordat ik meer ging opletten, zag ik het vrouwtje nu af en aan vliegen en was de nestplaats voor mij geen geheim meer. Na enkele dagen lagen er 4 kleine gespikkelde eitjes in. Het zakspiegeltje deed ook hier weer uitstekend dienst. Drie weken later, de heg was inmiddels flink dichtgegroeid, vond ik het risico van verstoring niet meer zo groot en dacht ik de jonge vogels in de veren aan te treffen. Helaas was er maar één jonge vogel. De andere eieren bleken niet bevrucht te zijn. Dat ene jong kreeg zodoende alle aandacht (en voer) en zal dus wel goed terecht gekomen zijn, hoop ik. Met het uitvliegen was ook het ouderpaar vertrokken. Tenminste, in de daarop volgende maanden geen Kneutjes meer. Hetgeen mij deed besluiten het nestje aan een nader onderzoek te onderwerpen. In de literatuur vind ik dat het nest bekleed wordt met zachte vezels van planten en paardehaar. Maar waar vindt zo'n vogel van daag de dag zo gauw een paard? Geen probleem, een Kneu met een beetje gevoel voor nuance weet daar raad op. In de bouw wordt voor isolatie veel steenwol gebruikt. Het heeft lange vezel, isoleert prima en aan restanten is gemakkelijk te komen. Dat werd dus het materiaal voor de stoffering. Mijn kneutjes- paar had het als echte kultuurvolger weer eens goed bekeken. W, de Koek, Spaarnestraat 13, Terneuzen 177

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1988 | | pagina 17