WATERINSEKTEN (MACROFAUNA) Net als de samenstelling van de waterplantenvegetatie wordt ook de samenstelling van de macrofauna-levensgemeenschap bepaald door biotische en abiotische faktoren. Zo wordt de samenstelling niet alleen bepaald door het wel of niet voorkomen van waterplanten, maar ook door de morfologie van de kreek (oevers steil of minder steil, bodem met klei of zand etc.), de voedselrijkdom van het water (fosfaat- en nitraatgehalte)het zuurstofgehalte en het gehalte aan afbreekbare stoffen (organisch stofgehalte)Een erg belangrijke faktor is ook hier het zoutgehalte. In brakke wateren is de macrofauna net als de vegetatie van nature vrij soortenarm. Globaal geldt hoe minder voedselrijk het oppervlaktewater is en hoe lager het zoutgehalte, des te groter de soortenrijkdom is. In matig voedselrijk tot voedselarm zoet oppervlaktewater is de soortenrijkdom het hoogst. In de Zeeuwsvlaamse kreken komen groepen organismen voor zoals Crustacea (kreeftachtigen)Heteroptera (waterwantsen), Chironomidae (vedermuggen) en Mollusca (slakken), Crustacea komen voornamelijk in brakke wateren voor; bijvoorbeeld Braakmankreek en Otheense kreek. Heteroptera en Chironomidae komen in elk watertype voor. In matig voedselrijk tot voedselarm zoet water wordt de macrofauna-levensgemeenschap vaak rijker aan soorten. Het aantal soorten wordt dan uitgebreid met bijvoorbeeld Odonata (libellen), Trichoptera (kokerjuffers) en Ephemeroptera (haften). Dit is het geval bij de kreken nabij Sint Kruis, het Groot Eiland, Hulst en Zuiddorpe. Bij ernstig verstoord en vervuild water komt vaak een soort of een klein aantal soorten massaal voor. In dit geval zijn dat vaak Chironomidae; voorbeelden hiervan zijn de Genderdijkse kreek en de Bonte Kof. Deze kreken zijn soms zelfs zo vervuild dat er geen dierlijk leven in te bespeuren valt. VOGELS Broedvogels van kreken met een smalle rietkraag zijn Fuut, Meerkoet, Rietgors en Kleine karekiet. Als de rietkragen breder zijn, behoren Blauwbarst, Rietzanger en Waterhoen tot de broedvogels en nabij kreken met rietvelden broeden Waterral en Bruine kiekendief. Als de oever van een kreek begraasd wordt, ontstaat er grasland wat naar het water toe door vertrapping over gaat in een slikstrand, waarop pioniervogels zoals Kleine plevier en Kluut broeden. In het grasland komen weidevogels zoals Slobeend, Tureluur (vooral graslanden met zilte vegetatie), Grutto, Scholekster en Kievit voor. Buiten het broedseizoen zijn rietkragen bij vogels maar weinig in trek. In rietvelden daarentegen overwinteren Waterrallen, Rietgorzen en Baardmannetjes, terwijl Blauwe kiekendieven, zwaluwen, kwikstaarten en Spreeuwen er de nacht doorbrengen. Op het water van de grotere kreken fourageren 's winters Grote zaagbekken, Tafel-, Kuif- en Wilde eenden en op de oevers Waterhoenen, Meerkoeten, Smienten en Wintertalingen. 22

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1989 | | pagina 24