GANZENJACHT IN SAEFTNGHE DOOR H CASTELIJNS EN P. MAAS Door NMF (Natuur Milieu en Faunabeheer) wordt momenteel een plan gemaakt voor de "Ganzenopvang in Zeeland". In dit plan wordt de problematiek rondom ganzen in Zeeland geschetst en worden hiervoor oplossingen aangedragen. In het kort komt het er op neer dat er gebieden aangewezen warden waar de ganzen ongestoord kunnen fourageren (grazen), terwijl ze in andere gebieden verjaagd mogen worden. Hierdoor wordt de schade, aangericht in agrarische gebieden, beperkt. Het plan valt of staat bij het stopzetten van de jacht in de opvanggebieden. Vordt er in een opvanggebied, ook al is het niet op ganzen, gejaagd dan kunnen de ter plaatse aanwezige vogels uitwijken naar landbouwgrond, alwaar schade aan gewassen kan toegebracht worden. Het instellen van opvanggebieden ter voorkoming van schade op deze landbouwgronden is dan natuurlijk zinloos. Overigens geldt dit ook voor andere watervogels die grazend aan de kost komen. OPVANGGEBIED Een van de belangrijkste opvanggebieden die in het plan genoemd worden, is Saeftinghe. Vanaf 1981 wordt hier met geld van de overheid (via NMF) een beheer gevoerd dat voor ganzen en grazende eenden uiterst aantrekkelijk is. Door beweiding van de schorren met schapen is de verruiging teruggedrongen ten gunste van grazige vegetaties. Hierdoor werd Saeftinghe veel aantrekkelijker voor grazende watervogels. Het meest illustratief is wel de toename van het aantal overwinterende Grauwe ganzen en Kolganzen (figuur 1 en 2). Grauwe ganzen hebben dit effekt tot op zekere hoogte versterkt. Met hun grote snavel fourageren ze op grove vegetatie, ze graven zelfs wortels van Zeeaster en Zeebies op. De vegetatie wordt hierdoor korter en daardoor meer geschikt voor ganzen met een kortere snavel (Lebret et. al. s.d.De Kolgans is zo'n gans. Ganzen met een erg korte snavel en bovendien een voorkeur voor min of meer zilte vegetatie, zijn Rot- en Brandganzen. Dat ook voor deze soorten het gebied steeds geschikter wordt, blijkt uit het toegenomen aantal waarnemingen. Waren beide soorten vroeger zeldzaam, tegenwoordig warden geregeld groepjes van 30 tot 40 ex. gezien! INTERNATIONAAL BELANG Behalve voor ganzen is Saeftinghe van zeer groot belang voor overwinterende, ruiende en doortrekkende eenden en steltlopers. De internationale betekenis van een gebied kan men bepalen aan de hand van internationaal gehanteerde normen. Uit de avifauna van Zeeuws-Vlaanderen (Buise Tombeur 1988) blijkt dat in het geval van Saeftinghe voor 9 soorten aan deze norm voldaan wordt; Grauwe gans, Kolgans, Rietgans, Wintertaling, Smient, Pijlstaart, Zwarte ruiter, Zilverplevier en Kluut. Het is dan ook geen wonder 1 4

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1989 | | pagina 16